114
Instrumenten en bedieningsorganen
Reiniging van het uitlaatfilter is
wellicht niet mogelijk.
Roep onmiddellijk de hulp in van een
werkplaats.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator
kan veroorzaken. Neem gas terug
totdat het lampje niet meer knippert.
Roep onmiddellijk de hulp in van een
werkplaats.
Rem- en
koppelingssysteem
R brandt rood.
Het vloeistofpeil voor de rem en de
koppeling is te laag wanneer de hand‐
matige handrem niet wordt ingescha‐
keld 3 243.
9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Licht op wanneer de handmatige
handrem is geactiveerd en het
contact is ingeschakeld 3 183.
Elektrische handrem
m brandt of knippert rood.
Brandt
Elektrische handrem is aangetrokken
3 183.
Knippert
Elektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Trap het
rempedaal in en probeer het systeem
te resetten door de elektrische hand‐
rem eerst los te zetten en daarna aan
te trekken. Blijft m knipperen, rijd dan
niet door en roep de hulp van een
werkplaats in.
Elektrische parkeerrem
defect
j brandt of knippert geel.
Brandt
Elektrische parkeerrem werkt niet
optimaal 3 183.
Knippert
Elektrische parkeerrem staat in de
servicemodus. Stop de auto, trek de
elektrische parkeerrem aan en zet
deze los om de rem te resetten.
9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen. Parkeer niet op hellin‐
gen totdat de oorzaak van de
storing is verholpen.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in