Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto naar
wens afstemmen door de instellingen
in het Info-Display aan te passen.
Sommige persoonlijke instellingen
kunnen voor verschillende bestuur‐
ders in elke autosleutel afzonderlijk
worden opgeslagen.
Opgeslagen instellingen 3 24.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen
weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Graphic-Info-Display
Druk op MENU om het desbetref‐
fende menu te openen.
Selecteer Indstillinger (Settings),
blader door de lijst en selecteer Voer‐
tuiginstellingen (Vehicle Settings).
Instrumenten en bedieningsorganen
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen wijzigen:
Voertuiginstellingen (Vehicle
Settings)
● Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. max. aanjagersnelheid:
Verandert het niveau van het
luchtdebiet van de klimaatrege‐
ling in het interieur in automati‐
sche modus.
Autom. stoelverwarming: De
stoelverwarming wordt automa‐
tisch geactiveerd.
Autom. ontwaseming: Onder‐
steunt de ontwaseming van de
voorruit door automatische
selectie van de vereiste instellin‐
gen en de automatische aircomo‐
dus.
Autom. achterruitverwarming: De
achterruitverwarming wordt auto‐
matisch geactiveerd.
● Aanrijdings-/detectiesysteem
Alarm aanrijding met voorligger:
De frontaanrijdingswaarschu‐
wing wordt geactiveerd of
gedeactiveerd.
Voorbereiding aanrijding: Acti‐
veert of deactiveert de automati‐
sche remwerking van de auto in
geval van dreigend aanrijdings‐
gevaar. Het volgende is een
optie: het systeem neemt de
remregeling over, waarschuwt
alleen via geluidssignalen of
wordt geheel gedeactiveerd.
Parkeerhulp: Activeert of deacti‐
veert de parkeerhulp. Activering
is te selecteren met of zonder
bevestigde trekhaak.
"Vrij rijden"-aankondiging: Acti‐
veert of deactiveert de herinne‐
ring om weg te rijden wanneer de
129