Inhoudsopgave
Advertenties
HOOFDSTUK 5 − AANBEVOLEN INSTELPROCEDURES
5-1. Lascircuit
.
Wanneer u de lus van het lascircuit zo klein mogelijk houdt, kan dit voorkomen dat een extreme spanningsval zorgt voor slechte
laskarakteristieken.
Standaard laskabelcircuit
ECL
Beweging
van het
pistool
Grote lasopstelling
ECL
OM-277115 Pagina 22
.
In werkelijkheid kan de unit er anders uitzien dan
weergegeven.
WL
Stroomrichting
WL
Stroomrichting
WCL
WCL
1
Lasstroombron
2
Elektrodekabel
3
Stuurstroomkabel van
draadaanvoersysteem
4
Werkkabel
5
Spanningsdetectiekabel
6
Robot
7
Werkstuk
In pulslastoepassingen die van inverter
stroombronnen gebruik maken, kan de
kabelweerstand
minder
bevredigend zijn qua prestatie. In de
meeste
gevallen
zal
lascircuitkabellengte van 50 ft (15 m) of
minder bevredigend werken voor een
standaard lascircuitaansluiting.
De totale lengte van een laskabelcircuit
wordt als volgt bepaald:
Lascircuit = Lengte elektrodekabel
(ECL) + lengte werkstukkabel (WCL) +
lengte werkstuk (WL)
Zie
hoofdstuk
4-2
voor
laskabelformaat.
Variaties
in
lasprocessen
lascircuitresistentie
kunnen
schijnbare spanning van de lasboog
beïnvloeden. De spanningsdetectie
kan de lasprestatie verbeteren door het
geven van precieze feedback aan de
lasstroombron.
Het
is
belangrijk
om
spanningsdetectiekabel
zo
mogelijk bij de las aan te sluiten, maar
niet in de retourstroomkring.
250489-B
dan
een
het
en
de
een
dicht
Advertenties
Inhoudsopgave
Probleemoplossen
