15.11 Functie „A.B.S."
Afbeelding 21
Deze functie maakt het mogelijk, blokkeren van de wielen bij remmen door automatisch pulseren (openen en sluiten
van de remmen) te verhinderen. Daarmee is het mogelijk ook bij sterk afremmen de controle over het model te
behouden.
„Brake return":
Hier wordt vastgelegd, hoe ver de rem bij iedere impuls geopend wordt. Bij 100% opent de rem compleet en de
remservo keert na iedere impuls in zijn neutrale positie terug. Een waarde van 0% daarentegen, de-activeert de
„A.B.S-functie".
„Delay":
Hier kan een tijdelijke vertraging tussen activeren van het „A.B.S." en het gebruik van de remwerking ingesteld
worden. Een waarde van 0% betekent geen vertraging, een waarde van 100% betekent een vertraging van circa 2
seconden.
„Cycle length":
Hier kan de duur van een A.B.S.-remperiode (rem gesloten, rem geopend) bepaald worden. Een waarde van 20%
betekent circa 100 ms, een waarde van 100% betekent circa 500 ms.
„Trigger point":
Hier kan een activeringspunt voor de „A.B.S.-functie" ingesteld worden. Hoe hoger hier de waarde ingesteld wordt,
des te later activeert het „A.B.S.". Een waarde van 100% betekent, dat de „A.B.S.-functie" alleen bij volledig remmen
geactiveerd wordt.
„Duty cycle":
Hier kan het gedrag tussen gesloten en geopende remmen tijdens een „A.B.S.-remperiode" ingesteld worden. Als
de instelling „0" wordt gekozen, zijn de stuurimpulsen voor "gesloten" en „geopende" rem gelijk. Als u plus-waarden
instelt, wordt de stuurimpuls voor „gesloten rem" in verhouding tot „geopende rem" verkort.
31