1 Inhoudsopgave Pagina Inleiding ................................4 Bedoeld gebruik ..............................4 Leveringsomvang ..............................4 Nieuwste productinformatie ..........................4 Verklaring van symbolen ............................5 Veiligheidsinstructies ............................5 Algemeen ..............................5 Gebruik..............................6 Voorschriften voor batterijen en accu’s ........................7 Bedieningsorganen en aansluitingen ........................8 Zender ..............................8 Pinbezetting van de ontvanger.........................9 10 Bediening van de zender ...........................10 10.1 Batterijen/accu's in de zender plaatsen ....................10 10.2...
2 Inleiding Hartelijk dank voor de aankoop van dit product. Het product voldoet aan alle wettelijke, nationale en Europese normen. Om dit zo te houden en een veilig gebruik te garanderen, dient u als gebruiker de aanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing op te volgen. Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product.
6 Verklaring van symbolen De volgende symbolen komen in de tekst voor: Het symbool met een uitroepteken in een driehoek duidt op belangrijke aanwijzingen in deze gebruiksaan- wijzing die beslist opgevolgd moeten worden. U ziet het pijl-symbool waar bijzondere tips en aanwijzingen over de bediening worden gegeven. 7 Veiligheidsinstructies Bij schade die ontstaat door het niet naleven van de gebruiksaanwijzing, komt de waarborg/garan- tie te vervallen.
Gebruik Wend u tot een ervaren modelsporter of een modelbouwclub als u nog niet genoeg kennis bezit over het gebruik van op afstand bestuurde modellen. Zet het model op een geschikte ondergrond, voordat u er een accu op aansluit. Grijp tijdens het aansluiten van de accu niet in het bereik van draaibare onderdelen van het model;...
8 Voorschriften voor batterijen en accu’s Het gebruik van batterijen en accu’s is tegenwoordig weliswaar vanzelfsprekend, maar er bestaan toch tal van gevaren en problemen. Houd daarom in ieder geval rekening met de volgende infor- matie en veiligheidsinstructies voor de omgang met batterijen en accu’s. Houd batterijen en accu’s horen niet in kinderhanden thuis.
9 Bedieningsorganen en aansluitingen Zender Afbeelding 1 1. Stuurwiel voor de stuurfunctie 2. Draaiknop "TH-TRIM" voor trimfunctie van de aandrijving 3. "BIND" knop voor koppelfunctie 4. Gashendel voor vooruit/achteruit rijden 5. Schuifschakelaar voor bedieningskanaal "AUX2" 6. Knop "AUX1" voor bedieningskanaal "AUX1" 7.
Pinbezetting van de ontvanger A Aansluiting "AUX2" voor extra bedieningskanaal (zie hoofdstuk 10.15) B Aansluiting "AUX1" voor extra bedieningskanaal (zie hoofdstuk 10.14) C Aansluiting "THR" voor snelheidsregelaar/gasservo D Aansluiting "STR" voor stuurservo E Aansluiting "BATT" voor externe voeding (b.v. voor een accucompartiment bij een voertuig met inwendige verbranding).
10 Bediening van de zender 10.1 Batterijen/accu's in de zender plaatsen Open het batterijen-/accucompartiment aan de onderzijde van de zender door het klepje aan de onderzijde van de zender naar achteren te schuiven in de richting van de pijl. Plaats 4 batterijen (of 4 oplaadbare batterijen) van het formaat AA/Mignon en let daarbij op de juiste polariteit (plus/+ en min/-), zie de aanduidingen in het batterijen-/accucompartiment.
10.3 Uitschakelen van de zender Koppel eerst de ontvanger los van de spanning-/stroomvoorziening en schakel dan het modelvoertuig uit. Zet pas dan de zender uit. Opgelet! Voordat u de zender uitschakelt, moet u altijd eerst de ontvanger loskoppelen van de spanning-/stroom- voorziening (of het modelvoertuig uitschakelen).
10.6 Gashendel voor aandrijffunctie Met de gashendel (afb. 1, pnt 4) wordt de op ontvangerkanaal 2 aangesloten snelheidsregelaar (of een gasservo van een verbrandingsvoertuig) bediend. Als de gashendel naar de handgreep wordt getrokken, dan moet het voertuig voorwaarts rijden (snelheid afhankelijk van de stand van de hendel).
10.9 Omgekeerde instelling voor stuurfunctie, schuifschakelaar "ST" Met schuifschakelaar "ST" (afb. 1, pnt. 14) kan de bewegingsrichting van de stuurservo worden omgekeerd (b.v. als u de zender met uw rechterhand vasthoudt en met uw linker stuurt). 10.10 Trim voor aandrijffunctie, "TH-TRIM" draaiknop Indien het voertuig niet tot stilstand komt wanneer u de gashendel loslaat, dan stelt u de trim voor de aandrijffunctie dienovereenkomstig in op de zender met de draaiknop "TH-TRIM"...
10.13 EPA-instelling De afkorting "EPA" betekent "End Point Adjustment", wat staat voor de instelling van de eindpositie. EPA- instelling voor de stuurfunctie:: Hier kunt u precies bepalen hoe groot de maximaal toelaatbare uitslag voor de stuurservo naar links en rechts altijd mag zijn, zodat deze niet mechanisch blokkeert (en dus beschermd is tegen beschadiging van de aandrijving).
Pagina 15
Bij sommige elektronische snelheidsregelaars moet de gashendel nu kort in de stand "Vol gas achteruit" worden gezet en vervolgens weer worden losgelaten (neutraalstand). Dit is nodig voor de snelheidsregelaar om achteruit rijden mogelijk te maken. Zet de gashendel in de stand voor "Vol gas achteruit" (duw de gashendel helemaal van de hendel af), de aandrij- ving rijdt nu met volle snelheid achteruit (bij voertuigen met verbrandingsmotor is er natuurlijk geen achteruitrijden, maar wordt de rem bediend).
10.14 Knop voor bedieningskanaal "AUX1" Met knop "AUX1" (afb. 1, pnt 6) kan een extra functie worden bediend. Zolang de toets wordt ingedrukt, activeert de ontvanger de overeenkomstige uitgang (zie afb. 2, pnt B). Deze kan bijvoorbeeld op een groter modelvoertuig worden gebruikt voor een afzonderlijke remservo van een schijf- rem: De schijfrem blijft geactiveerd zolang u de knop ingedrukt houdt.
Controleer de werking van de gyro door het voertuigchassis naar links of rechts te draaien (20° - 45°) om een loskomende achterkant van het voertuig te simuleren. Het is niet nodig dat de motor/aandrijving draait wanneer u dit doet. Bij ingeschakelde Gyro worden de voorwielen door de stuurservo in tegengestelde richting bewogen. De gevoe- ligheid van de gyro kan worden veranderd met de draaiknop "GYRO LV / ST-D/R"...
12 Controleren van de stuur- en aandrijffunctie Zet uw modelvoertuig op een geschikte ondergrond, zodat alle wielen vrij kunnen draaien en het voertuig veilig staat. Grijp niet in het bereik van draaibare of bewegende onderdelen; gevaar op letsel! Schakel eerst de zender in en zet, als dit nog niet is gebeurd, de trimmer voor de rij- en stuurfunctie in de midden- positie.
12.2 Aandrijffunctie Als u de gashendel (afb. 1 pnt. 4) tot aan de aanslag in richting van de handgreep trekt, dan moet het model ac- celereren. Als de gashendel naar voren wordt geduwd, dan moet het model worden afgeremd of in achteruit worden geschakeld (afhankelijk van het voertuig of de snelheidsregelaar).
13 Verbindingsfunctie Om ervoor te zorgen dat bij 2,4 GHz-afstandsbedieningen een storingsvrije signaaloverdracht kan plaatsvinden, moeten zender en ontvanger digitaal gelijk gecodeerd zijn. De afstemming van de digitale codering (koppeling tussen zender en ontvanger) geschiedt met behulp van de koppelfunctie (ook wel "pairing" genoemd). Zender en ontvanger zijn in de regel reeds af fabriek op elkaar afgestemd of ingebonden en kunnen onmiddellijk worden gebruikt.
Controleer kort de werking van het voertuig, of het correct reageert op de stuursignalen van de zender (besturing en motor/aandrijving). Indien gewenst, kunt u nu de gyro aan- of uitzetten. Zie hiervoor hoofdstuk 11.1. Koppel de ontvanger los van de spanning-/stroomvoorziening en schakel dan het modelvoertuig uit. Schakel daarna de zender uit.
16 Verwijdering 16.1 Product Alle elektrische en elektronische apparatuur die op de Europese markt wordt gebracht, moet met dit symbool zijn gemarkeerd. Dit symbool geeft aan dat dit apparaat aan het einde van zijn levensduur gescheiden van het ongesorteerd gemeentelijk afval moet worden weggegooid. Iedere bezitter van oude apparaten is verplicht om oude apparaten gescheiden van het ongesorteerd gemeentelijk afval af te voeren.
17 Verhelpen van storingen De zender reageert niet: Controleer de batterijen in de zender en vervang deze eventueel door nieuwe. Controleer of de batterijen met de juiste polariteit zijn geplaatst. Servo's en/of snelheidsregelaar reageren niet: Controleer de stroomvoorziening van de ontvanger. Test de BEC-functie van de snelheidsregelaars.
Pagina 24
Het model reageert niet of reageert niet juist: Laat alle bedieningsorganen van de zender los (vooral de gashendel en het stuurwiel). Schakel dan pas de ontvanger of het voertuig in. Volg de gebruiksaanwijzing van de voertuig-/snelheidsregelaar en herprogrammeer de neutraalstand en de volgasstand voor vooruit/achteruit.
18 Technische gegevens 18.1 Zender Spanning-/stroomvoorziening ...... 4,2 - 8,4 V/DC, 4 batterijen/accu's type AA/Mignon Kanalen 4 Laadaansluiting ........... buiten-Ø 5,5 mm, binnen-Ø 1,5 mm, polariteit laadstroom max. 250 mA, daarvoor geschikte oplader vereist voor 4 cellen, passend bij accutype (b.v. NiMH) Afmetingen (H x B x D) ........
Pagina 28
Dit is een publicatie van Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com). Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie, microverfilming of de registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van uittreksels, verboden. De publicatie voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen.