13.2 Controleren van rijfunctie
Voer vóór de controle van de rijfunctie altijd eerst een digitale trimming door. Verdere informatie kunt u in de
sector „Ingebruikname van de zender" in het hoofdstuk „Controleren en instellen van de digitale trimming"
vinden.
Wanneer u de gas/remhendel voor de rijfunctie tot aan de
aanslag in de richting van de greep trekt, moet het model
versnellen.
Wanneer u de gas/remhendel voor de rijfunctie naar voren
gedrukt houdt, moet het model geremd worden of naar
achterwaarts rijden omschakelen.
Wanneer de stuurinrichting precies tegenovergesteld aan
de stuurrichting van de zender reageren, kunt u dit prob-
leem omprogrammeren. Kijkt u hiervoor in het hoofdstuk
„Selecteren van menu's" en aansluitend „Reverse".
Nadat u de correcte rij- en stuurfuncties gecontroleerd of
ingesteld hebt, schakelt u de eerst de ontvanger en aans-
luitend de zender uit.
Belangrijk!
Stel bij een model met verbrandingsmotor de stangen voor de carburator- en remaansturing zo, dat de gas-/
remservo mechanisch niet begrensd wordt. De trimregelaar voor de rijfunctie (zie afbeelding 2, pos. 11)
moet zich daarbij in de middenpositie bevinden.
Bij een model met elektronische snelheidsregelaar moeten de verschillende posities van de bedienhendel
voor de rijfunctie (voorwaarts, stop, achterwaarts) indien nodig ingeprogrammeerd worden. Verdere aanwi-
jzingen in dit verband zijn in de documenten van de snelheidsregelaar te vinden.
20
Afbeelding 9