12.5 Aansluiting van de sensoren
Stop de kabel van de gewenste sensor (1) in de bus
„SENS" van de ontvanger (2).
Monteer de zonet aangesloten sensor in overeenstem-
ming met zijn gebruikstoepassing (vb. temperatuur van
een accu meten) zo in uw model dat er geen kabels in de
roterende delen van de aandrijving kunnen raken.
Nadat u de zender en daarna de ontvanger in gebruik hebt
genomen, licht bijkomend bij de LED in de ontvanger, ook
de LED in de sensor op.
De meting en overdracht naar de zender is geactiveerd.
Wilt u meerdere sensoren (1 + n) tegelijk in uw model voor
meetdoeleinden gebruiken, verbindt u de nieuwe sensor
(n) gewoon in de eerste (resp. voorgaande sensor.
Alle sensoren kunnen aan de zender in het menu „RX setup" in het submenu „Display sensors" worden
weergegeven. U kunt ook tot vier sensoren in het hoofdmenu van het scherm weergeven. Selecteer hier-
voor in het submenu „Choose sensor" de volgorde en de selectie van de sensoren. De weergave, resp. de
selectiemogelijkheid van de verschillende sensoren kan uitsluitend bij ingeschakelde zender en ontvanger
gebeuren.
12.6 Configuratie / Weergave van de sensoren
De in het model en aan de ontvanger aangesloten sensoren kunnen op het hoofdmenu (i.e. de weergave, die na het
inschakelen van de zender door het scherm wordt weergegeven) worden weergegeven. Hierbij kunnen maximum
vier aanduidingen worden geselecteerd. Informatie hierover vindt u in hoofdstuk „RX setup" onder punt „Choose
sensors".
U kunt alle door de zender doorgegeven waarden, met inbegrip van alle aangesloten sensoren in het menu
"RX setup" onder de functie „Display sensors" weergeven.
Neem hiervoor de voorschriften in deze gebruiksaanwijzing in hoofdstuk „RX setup", „Display sensors".
18
SENS
Afbeelding 7b