5. Schroef de provisorisch vastgemaakte beugel
van de geleidestang los, plaats deze boven op
de geleidestangen, en bevestig deze uiteindelijk
stevig aan de wand van de put.
De geleidestangen dienen absoluut
geen axiale speling te vertonen, aange-
N.B.
zien dit veel lawaai veroorzaakt als de
pomp in bedrijf is.
6. Eventueel puin dient uit de put te worden verwij-
derd voordat u de pomp erin plaatst.
7. Monteer de geleideklauw aan de persopening
van de pomp. Schuif daarna de geleideklauw
omlaag langs de geleidestangen, en laat de
pomp in de put zakken door middel van een
geborgde ketting die aan de ophangbeugel van
de pomp is vastgemaakt. Wanneer de pomp het
voetstuk met voetbochtkoppeling bereikt, dan
koppelt de pomp zich vanzelf.
8. Hang het uiteinde van de ketting op aan een
degelijke haak aan de bovenkant van de put en
zorg ervoor dat de ketting niet in contact kan
komen met het pomphuis.
9. Pas de lengte van de motorkabel aan door deze
op te rollen op een trekontlaster zodat de kabel
niet wordt beschadigd tijdens bedrijf. Maak de
trekontlaster vast aan een geschikte haak
bovenin de put. Zorg ervoor dat de kabels niet
geknikt of afgekneld worden.
10. Sluit de motorkabel en de signaalkabel aan,
indien aanwezig.
Bovenwater koppelingsysteem, zie afb. B op
pagina 571.
Ga als volgt te werk:
1. Monteer de bevestigingsbalk in de put.
2. Monteer hierop het vaste deel van de koppeling
incl. terugslagklep en persaansluiting.
Bevestig de persbocht aan de pomp en monteer
hierin één op maat gemaakte lengtebuis.
Monteer hieraan de koppelingsbocht.
3. Bevestig aan het hijsoog van de koppelingsbocht
een harpsluiting met ketting.
4. Eventueel puin dient uit de put te worden verwij-
derd voordat u de pomp hierin laat zakken.
5. Laat de pomp in de put zakken door middel van
de geborgde ketting die aan de ophangbeugel
van de pomp is vastgemaakt.
6. Hang het uiteinde van de ketting op aan een
degelijke haak aan de bovenkant van de put en
zorg ervoor dat de ketting niet in contact kan
komen met het pomphuis.
7. Pas de lengte van de motorkabel aan door deze
op te rollen op een trekontlaster zodat de kabel
niet wordt beschadigd tijdens bedrijf. Maak de
trekontlaster vast aan een geschikte haak
bovenin de put. Zorg ervoor dat de kabels niet
geknikt of afgekneld worden.
8. Sluit de motorkabel en de signaalkabel aan,
indien aanwezig.
8.2 Vrijstaande ondergedompelde
opstelling
Pompen voor vrijstaande ondergedompelde opstel-
ling kunnen vrij op de bodem van de put of vergelijk-
bare plaats staan. Zie afb. C op pagina 572.
De pomp moet op aparte voetstukken (toebehoren)
worden gemonteerd.
Om de pomp gemakkelijk te kunnen servicen dient
een flexibele verbinding of koppeling aan de perslei-
ding te worden gemonteerd om deze makkelijk te
kunnen afkoppelen.
Als een slang gebruikt wordt, zorg dan dat de
slang niet geknikt ligt en dat de inwendige diameter
overeenkomt met die van de persopening.
Als een harde (kunststof) leiding wordt gebruikt,
dan moet het koppelstuk, de terugslagklep en de
afsluiter in deze volgorde worden gemonteerd,
gezien vanaf de pomp.
Als de pomp in de modder of op een niet-egale
ondergrond wordt opgesteld, dan wordt aanbevolen
om de pomp te ondersteunen met stenen of soortge-
lijk materiaal.
Ga als volgt te werk:
1. Bevestig een 90 ° bocht aan de persopening van
de pomp, en monteer hierop de persleiding of -
slang.
2. Laat de pomp in de vloeistof zakken met een ket-
ting die vastgemaakt is aan de ophangbeugel
van de pomp. Aanbevolen wordt om de pomp op
een vlakke en stevige fundatie te plaatsen.
Zorg dat de pomp aan de ketting hangt en niet
aan de kabel.
3. Hang het uiteinde van de ketting op aan een
degelijke haak aan de bovenkant van de put en
zorg ervoor dat de ketting niet in contact kan
komen met het pomphuis.
4. Pas de lengte van de motorkabel aan door deze
op te rollen op een trekontlaster zodat de kabel
niet wordt beschadigd tijdens bedrijf. Bevestig de
trekontlaster aan een geschikte haak.
Zorg ervoor dat de kabels niet geknikt of afge-
kneld worden.
5. Sluit de motorkabel en de signaalkabel aan,
indien aanwezig.
Als meerdere pompen in dezelfde put
worden opgesteld, dan moeten ze op
N.B.
hetzelfde niveau worden opgesteld
voor optimale pompwisseling.
171