Scanner
5. Selecteer Doorgaan.
Het fabrikantenmenu wordt weergegeven. Hierin staan alle automerken die getest kunnen
worden.
6. Selecteer een systeem uit het menu, selecteer vervolgens de submenu's die nodig zjjn om
de gewenste demonstratie-informatie weer te geven.
4.3 Bediening van de scanner
Het starten van Scanner opent een menulijst van voertuigfabrikanten en begint het proces
met het identificeren van het te testen voertuig. Nadat het voertuig is geïdentificeerd, wordt een
voertuigsysteem geselecteerd en vervolgens een specifieke test of functie. Hiermee kunt u dan
diagnostische foutcodes (DTC's) ophalen, PID-data bekijken en opslaan, of diagnostische tests
uitvoeren.
z
Basisprocedure scannertest
1. Start de scanner: selecteer het pictogram Scanner op het Home-scherm.
2. Identificeer het voertuig: identificeer het testvoertuig door het te selecteren uit de
menuopties.
3. Sluit de datakabel aan op het voertuig: volg de instructies op het scherm om de
diagnosetool aan te sluiten op het testvoertuig.
4. Selecteer het systeem: selecteer het te testen systeem in het systeemmenu.
5. Selecteer de test in het hoofdmenu: selecteer de gewenste test.
4.3.1 Voertuigidentificatie
De diagnosetool geeft PID-data weer die door de voertuig-ECM worden aangeleverd. Het voertuig
moet correct zijn geïdentificeerd wil de diagnosetool correct communiceren en de PID-data
correct weergeven. De procedure voor het identificeren van het voertuig is menugestuurd. Volg de
aanwijzingen op het scherm om de gegevens in te voeren. De exacte procedure is afhankelijk van
het merk, model en bouwjaar van het voertuig.
z
Hoe een te testen voertuig te identificeren:
1. Selecteer het pictogram Scanner op het Home-scherm.
21
Bediening van de scanner