WERKING
Buitenlucht
Houd de luchtinlaten voor de voorruit vrij
van belemmeringen (sneeuw, bladeren,
enz.) zodat de airconditioning effectief
kan werken.
Gerecirculeerde lucht
LET OP
Wanneer de luchtrecirculatiestand
langdurig wordt ingeschakeld,
kunnen de ruiten beslaan. Wanneer
de ruiten beslaan, stel dan de standen in
om de voorruit te ontdooien en te
ontwasemen.
De lucht die zich in het
passagierscompartiment bevindt, wordt
gerecirculeerd. Er stroomt geen
buitenlucht de auto in.
Verwarming
De verwarmingscapaciteit is afhankelijk
van de koelvloeistoftemperatuur.
Airconditioning
N.B.: De airconditioning werkt alleen
wanneer de temperatuur hoger is dan 4
ºC.
N.B.: Wanneer de airconditioning is
ingeschakeld, is het brandstofverbruik
hoger.
De lucht wordt door de warmtewisselaar
geleid, waar deze wordt gekoeld. Om de
ruiten wasemvrij te houden wordt vocht
aan de lucht onttrokken. Het condens
wordt naar buiten afgevoerd en daarom
is het normaal dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt.
Klimaatregeling
Pollenfilter
Het pollenfilter verwijdert de meeste
potentieel schadelijke stoffen als pollen,
industriële luchtverontreiniging en
straatvuil uit de lucht voordat deze het
interieur binnenstroomt.
VENTILATIEROOSTERS
E71942
VERWARMDE RUITEN EN
SPIEGELS
Ruitverwarming
Schakel de ruitverwarming in om de voor-
of achterruit te ontdooien of ontwasemen.
N.B.: De voorruitverwarming werkt alleen
bij een draaiende motor.
Voorruitverwarming
E74670
Achterruitverwarming
E74671
65
LET OP
Schakel de aanjager uit wanneer u
een automatische wasstraat
binnengaat.