GEBRUIK VAN
STARTKABELS
LET OP
Verbind alleen accu's met dezelfde
nominale spanning met elkaar.
Gebruik altijd hulpstartkabels met
geïsoleerde klemmen en een
voldoende dikke kern.
Koppel de ontladen accu niet los van
de elektrische installatie van de auto.
Hulpstartkabels aansluiten
1
B
E75524
A
Auto met de lege accu
B
Auto met de hulpaccu
1
Positieve hulpstartkabel
2
Negatieve hulpstartkabel
1. Plaats de auto's zodanig dat ze elkaar
niet raken.
2. Zet het contact van beide auto's af en
schakel alle stroomverbruikers uit.
Accu van de auto
3. Verbind de pluspool (+) van auto A
4. Verbind de min (-) pool van auto B
komen.
Motor starten
1. Start de motor van auto B en laat
A
2. Start de motor van auto A.
3. Laat beide motoren minimaal drie
2
kunnen de gloeilampen doorbranden.
Koppel de kabels in omgekeerde
volgorde los.
120
met de pluspool (+) van auto B (kabel
1).
met het motorblok of de motorsteun
van auto A (kabel 2).
LET OP
Sluit de kabel niet aan op de minpool
(–) van de ontladen accu.
Zorg ervoor dat de hulpstartkabels
niet met draaiende onderdelen van
de motor in aanraking kunnen
deze met een matig hoog toerental
draaien.
minuten draaien alvorens de kabels
los te koppelen.
LET OP
Schakel de koplampen tijdens het
loskoppelen van de hulpstartkabels
niet in. Door de spanningspiek