70
10.4
Keren op de kopakker
10.5
Controle na de eerste 30m
10.6
Tijdens het zaaien
10.6.1
Controle van de zaai-as
10.6.2
Bewaking van het niveau in de zaadtank
I
Het zaaien
Op de kopakker de zaaicombinatie opheffen. Houdt er rekening mee, dat de
toevoer van het zaaigoed uit de doseerunit naar de injectiesluis onderbroken
wordt. Als de turbine nog loopt wordt er nog zolang zaad bij de kouters
afgelegd, tot alle toevoerslangen leeg zijn.
Controleer en verifieer na de eerste 30 m zaaien, die u met de normale
zaaisnelheid moet afleggen, de volgende instellingen:
-
zaaidiepte
-
bedekking van het zaad door de exactegge
-
de intensiteit waarmee de markeurs het spoor trekken.
Een sensor bewaakt de zaai-as (extra uitvoering). Wanneer de zaai-as
tijdens het zaaien stil staat geeft de AMATRON+ een foutmelding.
Het niveau in de zaadtank kan met de elektrische niveaumelder AMFÜME
worden gecontroleerd (zie hfdst. 12.1). De niveaumelder zodanig instellen,
dat het minimum niveau tijdig wordt gesignaleerd. De zaadtank mag nooit
leeg worden gereden om afwijkingen in de te doseren hoeveelheden te
voorkomen.
Zaadtank tijdig bijvullen (nooit leegrijden) om afwijkingen in de
dosering te voorkomen