9.4.2
Hoeveelheidafwijking tussen instelling en gezaaide hoeveelheid
Instellingen
Om afwijkingen tussen de instelling van de zaaihoeveelheid en de later
werkelijk gezaaide hoeveelheid te voorkomen en om een gelijkmatige
verdeling van het zaad over alle zaaipijpen te garanderen, dient u de
volgende aanwijzingen in acht te nemen:
Bij het zaaien van ontsmet zaaizaad
de verdeelkop regelmatig controleren en dagelijks reinigen.
Bij het zaaien van nat ontsmette zaadsoorten
moet tussen het ontsmetten en het zaaien minsten een periode van een
week (beter 14 dagen) liggen om afwijkingen tussen de afdraaiproef en de
werkelijk gezaaide hoeveelheid te voorkomen.
Bij slip
draait het aandrijfwiel van de zaaiorganen op zeer lichte of losse grond
minder omwentelingen dan over eenzelfde afstand op zeer vaste, kluiterige
grond. Bij veel slip moet het benodigde aantal omwentelingen van de slinger
voor het berekenen van de tandwielkastinstelling opnieuw worden
vastgesteld
Hiervoor op het perceel 250 m² uitmeten. Dat betekent voor een machine
met:
3,00 m werkbreedte
4,00 m werkbreedte
Het benodigde aantal omwentelingen van de afdraaislinger wordt bij het
afrijden van de uitgezette rijafstand geteld. Met dit aantal omwentelingen van
de slinger moet de instelling van de aandrijfkast worden vastgesteld volgens
hfdst. 9.2.
=
83,3 m rijafstand
=
62,5 m rijafstand
55