56
Zaaidiepte instellen
9.5
Een van de belangrijkste voorwaarden voor een
hoge opbrengst is het nauwkeurig aanhouden van
de gewenste zaaidiepte.
De zaaidiepte wordt bepaald door de druk op de
zaaikouters, rijsnelheid en de toestand van de
grond. De zaaimachine is standaard uitgerust met
een centrale schaardrukverstelling, die de druk op
alle zaaikouters gelijkmatig verstelt.
I
Zaaidiepte steeds controleren
-
voor u met het werk begint
-
na iedere verandering van de
schaardrukinstelling
-
na verstelling van de
dieptebegrenzingschijven van het
RoteC- of Ro TeC+ zaaikouter
-
bij verandering van de zaaisnelheid
-
bij verandering van de
bodemtoestand.
Met de machine op het land ongeveer
30 m met de gewenste werksnelheid
rijden en de zaaidiepte controleren en
zonodig bijstellen.
De centrale schaardrukverstelling kan met een
verstelspindel of met een hydraulische cilinder (Fig.
55/1), worden bediend.
Met behulp van de hydraulische cilinder kan bij de
overgang van normale naar zware grond en
omgekeerd de druk op de zaaikouters tijdens het
werk aan de grondsoort worden aangepast.
9.5.1
Zaaidiepte met de handslinger instellen
De druk op de zaaikouters en daarmee de
zaaidiepte wordt door rechtsom draaien van de
verstelspindel (Fig. 56/1) verhoogd, door linksom
draaien verlaagd.
Om de verstelspindel te bedienen moet de slinger
op de kop van de verstelspindel worden gezet. De
handslinger (Fig. 57/1) bevindt zich een houder aan
de linkerzijde van het frame.
Wanneer de Rotec-schijfkouters (indien aanwezig)
met
dieptebegrenzers
uitgerust en kan de gewenste zaaidiepte door het
draaien aan de verstelspindel niet worden bereikt,
dan
moeten
alle
dieptebegrenzers
schijfkouters worden versteld.
De fijnafstelling kan dan weer met de verstelspindel
worden uitgevoerd.
Instellingen
(extra
uitvoering)
zijn
van
de
Fig. 55
Fig. 56
Fig. 57