ONDERHOUDSPROCEDURES
17. Stop de motor en laat de motor
afkoelen.
WAARSCHUWING
Verwijder de drukdop niet ter-
wijl de motor warm is, om
brandwonden te voorkomen.
18. Verwijder de drukdop en voeg
de juiste hoeveelheid koelvloei-
stof toe wanneer de motor afge-
koeld is.
19. Installeer de drukdop.
20. Controleer het koelvloeistofpeil
in het expansievat. Vul zoveel
koelvloeistof bij als nodig. Zie
CONTROLE MOTORKOEL-
VLOEISTOFPEIL in dit hoofd-
stuk.
Vonkafleiders knalpot
Reiniging vonkafleider knalpot
De knalpotten moeten regelmatig
worden ontdaan van opgehoopte
koolstof.
WAARSCHUWING
Laat de motor nooit draaien in
een afgesloten ruimte. Voer dit
werk nooit uit wanneer de mo-
tor net heeft gedraaid, omdat
het uitlaatsysteem dan erg heet
is. Zorg ervoor dat er geen
brandbare materialen in de
buurt zijn. Draag oogbescher-
ming en handschoenen. Ga
nooit achter het voertuig staan
terwijl het uitlaatsysteem wordt
gereinigd. Respecteer alle toe-
passelijke wetten en voorschrif-
ten.
Kies een goed geventileerde ruimte
en wacht tot de knalpotten koud
zijn.
Zet de schakelhendel in de PAR-
KEER-stand (P).
Verwijder de reinigingspluggen van
de knalpotten.
96
1. Knalpotten
2. Reinigingspluggen
Blokkeer het uiteinde van de knal-
potten met een poetslap en start
de motor.
Drijf het motortoerental meermaals
even op om de opgehoopte kool-
stof uit de knalpotten te stuwen.
Stop de motor en laat de knalpot-
ten afkoelen.
Installeer de reinigingspluggen te-
rug.
Olie voor tandwielkas-
ten
Controle oliepeil tandwielkast
Zet het voertuig op een gelijkmatig
oppervlak. Zet de schakelhendel in
de PARKEER-stand.
Verwijder de oliepeilplug van de
tandwielkast en controleer het
transmissieoliepeil.
1. Motoroliepeilstok
2. Oliepeilplug van de tandwielkast