8.3 Instellen van de doseerdoorstroming m.b.v. de
slaglengte
Voorzichtig
Stel de slaglengte alleen in wanneer de pomp draait!
•
Draai om de doseerdoorstroming te verhogen, de slaginstel-
knop (8) langzaam naar links, totdat de gewenste doseerdoor-
stroming is bereikt.
•
Draai, om de doseerdoorstroming te verlagen, de slag-
lengte-instelknop (8) langzaam rechtsom, totdat de gewenste
doseerdoostroming wordt bereikt.
50
60
40
70
80
90
100%
Afb. 17 Slaglengte-instelknop
8.4 Slaglengte-instelling
Waarschuwing
Draag beschermende kleding (handschoenen en bril)
bij het werken aan de doseerkop, aansluitingen of
leidingen!
Voorzichtig
Stel de slaglengte alleen in wanneer de pomp draait!
Het nulpunt (geen dosering) van de doseerpomp is af fabriek
ingesteld op een tegendruk van 3 bar.
Zie paragraaf
13. Doseergrafieken
Wanneer de bedrijfstegendruk bij de injectie-unit aanzienlijk
afwijkt van deze waarde, is het raadzaam om het nulpunt
opnieuw in te stellen om nauwkeurigere waarde te verkrijgen.
1. Monteer een waterpeilbuis met schaalverdeling aan de zuig-
klep.
– Als zo'n buis niet beschikbaar is, plaats de zuigleiding dan in
een maatbeker met schaalverdeling.
2. Start de doseerpomp.
3. Stel de doseerdoorstroming in op 15 %.
4. Verwijder voor pompen met tank-leeg indicatie de elektrische
connector van de tank-leeg indicatie.
5. Draai de instelknop langzaam met de klok mee (naar het nul-
punt toe) tot het niveau van de vloeistof niet langer daalt in de
maatbeker of buis.
6. Verwijder de plug met een kleine schroevendraaier zonder
de positie van de instelknop te wijzigen en schroef de cilinder-
kopschroef los, samen met de platte spiraalveer.
7. Trek de instelknop voorzichtig van het instrument en plaats
het dusdanig op de instelspindel dat de nullijn van de schaal
en de markering van de instelknop met elkaar corresponde-
ren.
8. Schroef de schroef met cilindervormige kop en de spiraalveer
vast totdat de veer is gespannen, maar niet blokkeert.
Zelfs wanneer ingesteld op 100 %, moet de veer van de
instelknop gespannen blijven.
30
8
20
10
0
.
Afb. 18 Slaglengte-instelling
8.5 Instelling van de slagfrequentie m.b.v. een
frequentie-omvormer
Wanneer een frequentie-omvormer is aangesloten, kan de slag-
frequentie alleen worden ingesteld in het bereik 10-100 % van de
max. slagfrequentie. Raadpleeg de installatie- en bedienings-
instructies van de frequentie-omvormer!
Waarschuwing
Houd de instructies van de fabrikant aan!
De aansluitingen moeten worden uitgevoerd in over-
eenstemming met deze instructies.
Instellingen van de frequentie-omvormer indien gebruikt met
Grundfos doseerpompen
Let in het bijzonder op de volgende parameters van de frequen-
tie-omvormer:
•
P013 (maximale motorfrequentie):
– Stel de frequentie-omvormer in op maximaal 100 Hz.
– Dankzij deze instelling kan de maximale slagfrequentie van
de pomp niet worden overschreden.
•
P086 (motorstroomlimiet):
– Wijzig de standaardinstelling niet (150 %).
– De motor is beveiligd met een PTC-weerstand. Daarom is
deze parameter niet nodig.
•
P081 - P085 (motorgegevens):
– Stel deze parameters in op de waarden die zijn vermeld op
de typeplaat van de motor.
– Houd de instructies van de fabrikant aan!
8.6 Gebruik van de AR-besturingseenheid
Houd bij het gebruik van de AR-besturingseenheid, naast de
instructies in deze handleiding, de installatie- en bedienings-
instructies voor de "AR-besturingseenheid" aan.
9. Bediening met overige elektronica
Raadpleeg eerst de algemene paragraaf
Voorzichtig
. Dit deel beschrijft uitsluitend de extra
8. Bediening
functies.
9.1 Elektronicaversie slagsensor
Pomptype met inductieve naderingsschakelaar met twee-draads
techniek, conform NAMUR DIN 19234, voor het signaleren van
de slagen.
De sensor kan worden geïnstalleerd in potentiaal explosiegevaar-
lijke atmosferen wanneer PTB-goedgekeurde galvanisch
gescheiden schakelversterkers met een intrinsiekveilig regelcir-
cuit [EExia] of [EExib] zijn aangesloten. De sensor kan worden
gebruikt tot Zone 1, afhankelijk van de scheidingsversterker.
De specificaties in de conformiteitsverklaring voor de scheidings-
versterker moeten worden aangehouden.
Voedingsspanning U
: 7,7 tot 10 V.
B
15