7. Inbedrijfstelling
7.1 Controles voor het opstarten
•
Controleer of de nominale spanning die op de typeplaat van
de pomp is vermeld correspondeert met de lokale situatie!
•
Controleer of alle aansluitingen goed zijn en draai deze aan
indien nodig.
•
Verifieer of alle doseerkopschroeven zijn aangedraaid met het
gespecificeerde aanhaalkoppen en draai deze aan indien
nodig.
•
Controleer of alle elektrische aansluitingen juist zijn.
7.2 Opstarten
Open vóór het opstarten de ontluchtingscartridge
(trek ca. 5 mm aan het deksel).
Voorzichtig
Voor transport of reiniging moet de ontluchtings-
cartridge worden gesloten.
Haal na de eerste keer opstarten en na elke keer dat
het membraan is vervangen de doseerkopschroeven
aan.
Voorzichtig
Na ca. 6-10 bedrijfsuren of twee dagen de schroeven
van de doseerkop aanhalen met een momentsleutel.
Maximum aanhaalkoppel: 6 Nm.
1. Open de zuig- en persscheidingsventielen (15, 16) indien
geïnstalleerd.
2. Open het ontluchtingsventiel (17), indien geïnstalleerd, in de
persleiding, of voer de druk af aan de perszijde zodat het
medium kan uitstromen zonder tegendruk.
3. Schakel de voedingsspanning in.
4. Alleen voor pompen met AR-besturingseenheid: Druk op de
"Start/Stop" knop en houd deze ingedrukt.
– De pomp schakelt over naar continu bedrijf.
5. Stel de slaglengte-instelknop in op 100 %.
6. Laat de pomp draaien totdat het gedoseerde medium geen
luchtbellen meer bevat.
7. Sluit het ontluchtingsventiel (17) indien geïnstalleerd.
– De pomp is nu bedrijfsgereed.
17
15
Afb. 15 Eerste keer opstarten
14
16
8. Bediening
In het geval van een membraanlekkage, kan de
doseervloeistof uit het gat lekken in de tussenflens
tussen pomp en doseerkop. De onderdelen in de
behuizing zijn beschermd tegen de doseervloeistof
gedurende een korte periode (afhankelijk van het
Voorzichtig
soort vloeistof) door de afdichting van de behuizing.
Het is noodzakelijk om regelmatig (dagelijks) te con-
troleren of er vloeistof lekt uit de tussenflens.
Voor een maximale veiligheid, raden wij de pompuit-
voering aan met membraanlekkagedetectie.
8.1 Omschrijving van de pomp
9
7
4
3
5
6
Afb. 16 DMX 221
Pos.
Componenten
1
Motor
2
Tandwielen
3
Eccentriek
4
Doseermembraan
5
Doseerkop
6
Zuigventiel
7
Persventiel
8
Slaglengte-instelknop
9
AR-besturingseenheid (optioneel)
10
Slagsensor
Werkingsprincipe
•
Oscillerende verdringerpomp met elektrische aandrijving en
mechanische membraansturing.
•
De draaibeweging van de motor wordt omgezet in een
heen-en-weer gaande beweging van het membraan via de
excentriek en de schuif.
•
De doseerdoorstroming kan worden aangepast door het instel-
len van de slaglengte van de schuif.
8.2 Aan/uit schakelen
Controleer voor het inschakelen van de pomp of
Voorzichtig
deze juist is geïnstalleerd. Raadpleeg de paragrafen
en
5. Installatie
7. Inbedrijfstelling
•
Schakel de voeding in om de pomp te starten.
•
Schakel de voeding uit om de pomp te stoppen.
1
9
8
2
10
.