Hoofdmenu
Bedrijfsmodus
Instellingen
Service
Informatie
Taal
Continu-
weergave
Er zijn drie curvetypen:
„Lineair"
n
„Ond. zijband" (onderste zijband)
n
„Bov. zijband" (bovenste zijband)
n
Voor alle drie curvetypen geldt:
Het kleinst verwerkbare verschil tussen I1 en I2 is 4 mA (ll I1-
I2 ll ≥4 mA).
Instellingen
Analog
Hulpfrequentie
Kalibreren
Dosering
Relais
Uitgebreid
Curvetype
Curvenpunten
Analoge fout
Einde
„Lineair"
Op het LCD-scherm wordt het symbool
slagfrequentiegedrag van de pomp dat recht evenredig is met het stroom‐
signaal programmeren. Daarvoor voert u twee willekeurige punten P1 (I1,
F1) en P2 (I2, F2) in (waarbij F1 de slagfrequentie is waarmee bij stroom
I1 moet worden gewerkt en F2 de slagfrequentie waarmee bij stroom I2
moet worden gewerkt); op die manier definieert u een rechte lijn en
daarmee het gedrag:
F
max
F2
F1
0
Afb. 29: Frequentie-stroom-grafiek voor Lineair
Teken een grafiek zoals bovenstaande, met waarden voor
(I1, F1) en (I2, F2), om de pomp naar wens in te stellen!
Analog
Standaard
Uitgebreid
Einde
Curvetype
Lineair
Onderste zijband
Bov. zijband
Curvenpunten
I1
0,0 mA
F1
0
I2
20,0 mA
F2
80
Einde
„Lineair" weergegeven. U kunt elk
P2
P1
I 1
I 2
20
Instellen
I1
00,0 mA
I [mA]
B0088
51