Commandonaam
Afkorting
PPERSIST
PP
RAMTEST
RAMTEST
READ
R
RESET
RESET
RESPTIME
RES
RESTART
RESTART
RETRY
RE
ROUTE
ROU
SENDPAC
SE
SLOTTIME
SL
SPATH
SPATH
STREAMCA
STREAMC
STREAMDB
STREAMD
STREAMSW
STR
TOUT
TOUT
TRACE
TRAC
TRANS
T
TRFLOW
TRF
TRIES
TRI
TXDELAY
TX
TXFLOW
TXF
UICHECK
UIC
UIDIGI
UI
UIDWAIT
UIDW
UIFLOOD
UIF
UISSID
UIS
Beschrijving
Hierdoor gebruikt de TNC de PERSIST/SLOTTIME methode als
hij aanstaat, of de DWAIT methode als hij uitstaat.
Hiermee wordt na het wissen de RAM gecontroleerd.
Hiermee worden een of meerdere berichtnummers uit het TNC
postvak bepaald die gelezen moeten worden.
Hiermee gaat de status voor alle commando's terug naar
standaard.
Hiermee wordt de zendvertraging voor bevestigingspakketten
bepaald. De eenheid van de parameter is 100 milliseconden.
Hierdoor werkt de TNC alsof hij uit en weer aan is gezet.
Hiermee wordt het aantal zendpogingen bepaald.
Als hij aanstaat en van een PBBS een pakket ontvangt, verlaat
de TNC de bijgevoegde route-informatie.
Kiezen van een teken voor geforceerde verzending van een
packet.
Hiermee wordt de interval voor het genereren van een
willekeurig aantal bepaald voor de PERSIST/SLOTTIME
methode. De eenheid van de parameter is 10 milliseconden.
Hiermee worden de roepnamen van een digitale repeater
bepaald als de UISSID parameter in een ontvangen pakket 9 of
13 is.
Als hij aanstaat en er meerdere verbindingen gemaakt worden,
geeft de TNC het roepnaam weer bij ontvangst van een pakket.
Als hij aanstaat, geeft de TNC een "streamswitch"-teken weer
dat aan een ontvangen pakket gehangen is.
Hiermee wordt een teken bepaald voor gebruik bij "stream
switching".
Hiermee wordt de time-outtijd van het TNC postvak bepaald. Als
er binnen de bepaalde tijd geen pakketten ontvangen zijn, wordt
de verbinding verbroken. De eenheid van de parameter is 10
seconde.
Als hij aanstaat, geeft de TNC alle ontvangen pakketten geheel
weer.
Hierdoor gaat de TNC uit de Command-stand en in de
Transparent-stand. Om de Command-stand opnieuw te openen
moet u [Ctrl] ingedrukt houden en drie keer op [C] drukken.
Als hij aanstaat, reageert de TNC in de Transparent-stand op
software-datatransport van de computer.
Hiermee wordt het aantal zendpogingen bepaald die in de teller
geprogrammeerd zijn.
Hiermee wordt de vertraging bepaald tussen PTT ON en het
zenden. De eenheid van de parameter is 10 milliseconden.
Als hij aanstaat, kan de TNC in de Transparent-stand een
software-datatransport (XON en XOFF) naar de computer
verzenden.
Hierdoor wordt geen UI pakket doorgezonden dat binnen de
door dit commando bepaalde tijd ontvangen is. De eenheid van
de parameter is 1 seconde.
Als er een UI pakket wordt ontvangen met daarin de parameter
die door dit commando wordt bepaald, wordt de parameter
vervangen door de MYCALL parameter en wordt het pakket
doorgezonden.
Als hij aanstaat en digitaal versterkt, gaat de TNC over op de
instellingen DWAIT en PPERSIST.
Hiermee wordt bepaald hoe de ontvangen UI pakketten met
daarin WIDEN-N of TRACEN-N parameters verwerkt worden.
Voer WIDE of TRACE in en dan ID, NOID, of FIRST; bijv.
WIDE,FIRST. Als ID geselecteerd is, worden de gerelayeerde
digitale repeaters verwijderd en wordt de MYCALL parameter
toegevoegd. Met NOID wordt enkel N-N verlaagd. bijv. Van
4-3 naar 4-2. Met FIRST wordt de MYCALL parameter alleen
toegevoegd als die als de eerste digitale repeater dient.
Als hij aanstaat, verwerkt de TNC de ontvangen UI pakketten
aan de hand van de ingesloten bestemmings-SSID's.
PACKET-6
Parameter
Standaard
ON/ OFF
ON
−
−
−
−
−
−
0 ~ 250
5
−
−
0 ~ 15
10
ON/ OFF
ON
0 ~ $7F
$0D
0 ~ 250
3
Call1, ... call7
−
ON/ OFF
ON
ON/ OFF
OFF
0 ~ $7F
$01
0 ~ 250
30
ON/ OFF
OFF
−
−
ON/ OFF
OFF
0 ~ 15
0
0 ~ 120
50
ON/ OFF
OFF
0 ~ 250
28
OFF/
OFF
ON Call1, ... call14
ON/ OFF
OFF
ID/ NOID/ FIRST
ID
ON/ OFF
OFF