n
7.4
7.4.1
n
w
7.4.2
n
7.4.3
0311756_SGS_28-120_II_BENL_V2.1, 2020-01-31
Opmerking
Gebruik dit installatieschema wanneer u:
•
de wateraansluitingen (zie sectie 7.4) installeert
•
de condensafvoer installeert
•
de gasaansluiting (zie sectie 7.5) installeert
•
de boiler vult
•
de boiler aftapt
Wateraansluitingen
Koudwaterzijdig
Zie (A) in het aansluitschema.
1.
Indien de waterleidingdruk meer dan de voorgeschreven druk (zie sectie 11.1) is,
plaats dan een goedgekeurd reduceerventiel (1).
2.
Plaats koudwaterzijdig een goedgekeurde inlaatcombinatie (2) overeenkomstig de
geldende voorschriften.
3.
Sluit de overstortzijde van de inlaatcombinatie (2) aan op een open
waterafvoerleiding.
Opmerking
Een inlaatcombinatie is verplicht. Monteer deze zo dicht mogelijk bij het toestel.
Waarschuwing
Tussen inlaatcombinatie en het toestel mag nooit een afsluiter of terugslagklep geplaatst
worden.
Warmwaterzijdig
Zie (B) in het aansluitschema.
Opmerking
Isolatie van lange warmwaterleidingen voorkomt onnodig energieverlies.
1.
Monteer het T&P-ventiel (3).
2.
Optioneel: monteer een temperatuurmeter (12) ter controle van de temperatuur van
het tapwater.
3.
Monteer een afsluiter (4) in de warmwateruitgangleiding t.b.v. servicedoeleinden.
4.
Als een circulatieleiding nodig is, ga dan nu verder met het monteren van de
circulatieleiding.
Circulatieleiding
Zie (C) in het aansluitschema.
Indien men direct warm water ter beschikking wil hebben bij tappunten kan een
circulatiepomp geïnstalleerd worden. Dit verbetert het comfort en vermindert
watergebruik.
1.
Monteer een circulatiepomp (6) met een capaciteit overeenkomend met de grootte
en weerstand van het circulatiesysteem.
2.
Monteer een terugslagklep (5) na de circulatiepomp om de circulatierichting te
garanderen.
3.
Monteer voor servicedoeleinden twee afsluiters (4).
4.
Sluit de circulatieleiding aan volgens het aansluitschema.
55