Rijden
– Als de auto zwaar beladen is, kunnen de
afstandsmetingen worden verstoord door het
achteroverhellen van de auto.
De werking van de sensoren en camera('s) van
de auto kan negatief worden beïnvloed door:
– een opeenhoping van sneeuw of gevallen
bladeren op het wegdek,
– slechte weersomstandigheden (zware
regenval, dichte mist, sneeuwval),
– geluidsverstoringen door lawaai van
voertuigen en machines (vrachtwagens,
drilboren, enz.).
Gebruik de functie niet onder de
volgende omgevingsomstandigheden:
– Langs een zachte berm (bijvoorbeeld
greppel), kade of een rand van een afgrond.
– Bij een glad wegdek (bijvoorbeeld ijzel).
Gebruik de functie niet als een van de
volgende situaties zich voordoet:
– Als de bandenspanning van een band te
laag is.
– Als een van de bumpers is beschadigd.
– Als een van de camera's defect is.
Gebruik de functie niet wanneer de auto
is blootgesteld aan een van de volgende
aanpassingen:
– Wanneer voorwerpen worden vervoerd
die langer zijn dan de auto (ladder op de
allesdragers, fietsendrager op de achterklep
enz.).
130
– Indien een niet-goedgekeurde trekhaak
gemonteerd is.
– Indien sneeuwkettingen gemonteerd zijn.
– Indien een noodreservewiel wordt gebruikt.
– Als wielen met een andere diameter dan de
oorspronkelijke zijn aangebracht.
– Na aanpassing van een of beide bumpers
(aanvullende bescherming).
– Als de sensoren opnieuw gespoten zijn
buiten het CITROËN-dealernetwerk,
– Bij gebruik van sensoren die niet voor de
auto zijn goedgekeurd.
Storingen
Als de storing in het parkeerhulpsysteem
zich voordoet tijdens het gebruik van het
systeem (dit waarschuwingslampje gaat
branden), dan wordt de functie uitgeschakeld.
Laat het systeem bij een storing controleren door
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een storing in de stuurbekrachtiging
wordt dit waarschuwingslampje
weergegeven op het instrumentenpaneel in
combinatie met een waarschuwingsmelding.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Neem contact op met een CITROËN-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.