H - OPTILLEN EN NEERZETTEN VAN EEN HIJSLAST
Het niet naleven van de hieronder beschreven instructies kan leiden tot een stabiliteitsverlies en het omkantelen van de heftruck.
VERPLICHT te gebruiken op een heftruck voorzien van de onderbreking van de aanwezige hydraulische bewegingen.
GEBRUIKSVOORWAARDEN
- De lengte van de hijsband of kettingen moet zo kort mogelijk zijn om het slingeren van de last te beperken.
- Hijs de last verticaal volgens de as, en nooit met een laterale of longitudinale trekcomponent.
LASTBEHANDELING ZONDER VERPLAATSING VAN DE HEFTRUCK
- Zowel bij gebruik van de stabilisatoren of op de banden mag de dwarse stabiliteit nooit boven 1% komen, de overlangse
stabiliteit mag de 5% niet overschrijden, de luchtbel van de waterpas moet op het niveau "0" blijven.
- Verzeker u ervan dat de windsnelheid niet hoger dan 10 m/s is.
- Controleer of er zich niemand tussen de last en de heftruck bevindt.
I - RIJDEN MET EEN HIJSLAST
- Vooraleer te beginnen rijden moet u het terrein verkennen om te sterke hellingen, putten en bulten, en onvast terrein
te vermijden.
- Verzeker u ervan dat de windsnelheid niet hoger dan 36 km/u is.
- De heftruck mag niet sneller rijden dan 0,4 m/s (1,5 km/u, dit is vier keer trager dan een voetganger).
- Tijdens het rijden en het stoppen zacht te werk gaan zonder horten en stoten om het schommelen van de last zoveel
mogelijk te beperken.
- Verplaats de last zo dicht mogelijk bij de grond (maximaal 30 cm) met de arm zoveel mogelijk ingetrokken. Overschrijd
de limietwaarden voor de hefboomsarm van het nomogram niet. Wanneer de last zou beginnen schommelen, niet
aarzelen en onmiddellijk stoppen, en de arm laten zakken om de last neer te zetten.
- Controleer voordat u de heftruck verplaatst de waarschuwingsinrichting en begrenzer van de overlangse stabiliteit
(
2 - BESCHRIJVING: CONTROLE- EN BEDIENINGSORGANEN). Enkel de groene leds, of eventueel de gele leds, mogen
oplichten.
- Bij het rijden moet u zich laten begeleiden door een persoon op de grond (deze moet zich steeds op meer dan 3 m van
de last bevinden). Deze zal met behulp van een stok of een koord het schommelen van de lading beperkt houden. U
moet steeds een goed zicht op deze persoon aanhouden.
- De dwarse stabiliteit mag de 5% niet overschrijden, de luchtbel van de waterpas moet tussen de twee streepje van
"MAX" blijven.
- De longitudinale stabiliteit mag de 15% niet overschrijden, bij lading naar achter, en 10%, bij lading naar voren.
- De hoek van de arm mag de 45° niet overschrijden.
- Wanneer de eerste rode led van de waarschuwingsinrichting en begrenzer van de overlangse stabiliteit ( 2 - BESCHRIJVING:
CONTROLE- EN BEDIENINGSORGANEN). oplicht tijdens de verplaatsing, moet de heftruck zacht worden gestopt en moet
de last worden gestabiliseerd. De telescoop intrekken om de hefboomarm van de lading te verminderen.
BELANGRIJK
1 - 24