Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren
● Bandenspanning en -
staat 3 210, 3 247.
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus
3 192.
● Ruiten, spiegels, buitenverlich‐
ting en kentekenplaat: vrij van
vuil, sneeuw of ijs en gebruiks‐
klaar.
● Juiste positie van spiegels, stoe‐
len en veiligheidsgordels 3 33,
3 40, 3 45.
● Werking van remsysteem bij lage
snelheid, vooral bij vochtige
remmen.
Motor starten
● Contactsleutel: zet de sleutel in
stand 2.
Aan/Uit-knop: druk gedurende
enkele seconden op
Kort en bondig
Engine Start/Stop tot het groene
led-lampje brandt.
● Stuurwiel iets verdraaien om het
stuurslot te ontgrendelen.
● Handgeschakelde versnellings‐
bak: koppelings- en rempedaal
intrappen.
● Automatische versnellingsbak:
trap het rempedaal in en zet de
keuzehendel in P of N.
● Trap het gaspedaal niet in.
● Dieselmotoren: wacht tot het
controlelampje ! voor voorver‐
warming dooft.
● Contactslot: draai de sleutel naar
stand 3 en laat deze los.
Aan/Uit-knop: druk op
Engine Start/Stop en laat deze
los.
Motor starten 3 143.
17