156
Rijden en bediening
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit inschakelen: breng de auto
tot stilstand, trap het koppelingspe‐
daal in, druk op de ontgrendelknop op
de keuzehendel en schakel de
versnelling in.
Als de versnelling niet kan worden
ingeschakeld, laat dan de koppeling
opkomen met de hendel in de
neutrale stand, trap opnieuw op de
koppeling en schakel opnieuw.
Laat de koppeling niet onnodig slip‐
pen.
Bij bediening het koppelingspedaal
helemaal intrappen. Uw voet niet op
het pedaal laten rusten.
Voorzichtig
Rijd bij voorkeur niet met de hand
voortdurend op de selectorhendel.
Aanduiding versnelling 3 96.
Stop/Start-systeem 3 145.
Rijsystemen
Vierwielaandrijving
Het AWD-systeem (vierwielaandrij‐
ving) verbetert het rijgedrag en de
stabiliteit. Het helpt de auto optimaal
bestuurbaar te houden, ongeacht de
ondergrond. Het systeem is altijd
actief en kan niet worden gedeacti‐
veerd.
Het koppel wordt traploos tussen de
wielen van de voor- en achteras
verdeeld, afhankelijk van de rijom‐
standigheden. Bovendien wordt het
koppel tussen de achterwielen
verdeeld in functie van de opper‐
vlakte.
Om het systeem optimaal te laten
werken, mogen de banden rondom
geen verschil in slijtage vertonen.
Bij gebruik van een tijdelijk reserve‐
wiel wordt het AWD-systeem automa‐
tisch uitgeschakeld.