De baan van de auto wordt afgebeeld
die overeenkomt met de stuurhoek.
Waarschuwingssymbolen
Waarschuwingssymbolen zijn op het
beeld weergegeven als driehoekjes
9 en geven obstakels aan die door de
achtersensoren van de geavan‐
ceerde parkeerhulp zijn geconsta‐
teerd.
Ook verschijnt 9 op de bovenste
regel van het Info-Display met de
waarschuwing om de omgeving van
de auto te controleren.
Deactiveren
De camera wordt gedeactiveerd
wanneer een bepaalde snelheid voor‐
uit wordt overschreden of als de
achteruitversnelling zo'n 10 s lang
niet is ingeschakeld.
Achteruitkijkcamera kan handmatig
worden uitgeschakeld in het menu
Persoonlijke instellingen op het Info-
Display. Selecteer de relevante
instelling in Instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 108.
Hulplijnen en
waarschuwingssymbolen
deactiveren
7'' Colour-Info-Display: U kunt de acti‐
vering of deactivering van de visuele
hulplijnen en waarschuwingssymbo‐
len veranderen via de aanraaktoet‐
sen in het onderste deel van het
display.
8'' Colour-Info-Display: U kunt de
visuele hulplijnen en waarschuwings‐
symbolen activeren of deactiveren in
het menu Instellingen op het
Info-Display.
Info-Display 3 104.
Persoonlijke instellingen 3 108.
Rijden en bediening
Storing
Storingsmeldingen worden weerge‐
geven met een 9 op de bovenste
regel van het Info-Display.
De achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
● In een donkere omgeving.
● Als de zon of de straal van
koplampen rechtstreeks op de
lens van de camera valt.
● Als de cameralens door ijs,
sneeuw, modder of iets anders is
vervuild. Reinig de lens, spoel
deze met water en veeg deze
met een zachte doek af.
● De auto een aanhangwagen
trekt.
● De auto een aanrijding aan de
achterzijde heeft gehad.
● Bij extreme temperatuurwisselin‐
gen.
171