108
Instrumenten en bedieningsorganen
Persoonlijke
instellingen
U kunt het gedrag van de auto naar
wens afstemmen door de instellingen
in het Info-Display aan te passen.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
en de specifieke regelgeving in uw
land, zijn sommige van de hieronder
beschreven functies eventueel niet
aanwezig.
Sommige functies worden alleen
weergegeven of zijn alleen actief bij
een draaiende motor.
Graphic-Info-Display
Druk op MENU om het desbetref‐
fende menu te openen.
Selecteer Indstillinger (Settings),
blader door de lijst en selecteer Voer‐
tuiginstellingen (Vehicle Settings)
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
Voertuiginstellingen (Vehicle
Settings)
● Klimaat en luchtkwaliteit
Autom. max. aanjagersnelheid:
Verandert het niveau van het
luchtdebiet van de klimaatrege‐
ling in het interieur in automati‐
sche modus.
Autom. stoelverwarming: De
stoelverwarming wordt automa‐
tisch geactiveerd.
Autom. ontwaseming: Activeert
of deactiveert de automatische
ontwaseming.
Autom. achterruitverwarming:
Voor automatisch inschakelen
van de achterruitverwarming.
● Aanrijdings-/detectiesysteem
Parkeerhulp: Activeert of deacti‐
veert de ultrasoonsensoren.
● Comfortinstellingen
Volume geluidssignaal: Veran‐
dert het volume van geluidssig‐
nalen.
Aanpassing door bestuurder:
Activeert of deactiveert de
persoonlijke instellingen.
Autom. wissen achter in
achteruit: Activeert of deactiveert
automatische inschakeling
achterruitwisser bij inschakelen
achteruitversnelling.
● Verlichting
Buitenverlichting bij ontgr.:
Activeert of deactiveert de instap‐
verlichting.
Uitstapverlichting:
Activeert of deactiveert de
uitstapverlichting en wijzigt de
duur ervan.
Links of rechts rijdend verkeer:
Schakelt om tussen verlichting
voor links- of rechtsrijdend
verkeer.
Adaptieve koplampen: Verandert
de instellingen van de functies
voor de led-koplampen.
● Elektrische portiervergrendeling
Open portier niet vergrendelen:
Activeert of deactiveert de