De vloeistof moet drukloos naar de CA 1 worden
toegevoerd. Hiertoe moet tussen de zuigunit en
de CA 1 een drukcompensatietank worden
gemonteerd.
Er is een geschikte drukcompensatietank ver-
krijgbaar als speciaal accessoire.
8.5
Voeding
De voeding mag alleen via de aansluiting
X1 OF alleen via de CAN-bus plaatsvin-
den.
– Veiligheidstransformator best.-nr.:
9000‑150‑46
– Veiligheidstransformator 24 V AC met een
scheiding bestaande uit twee beschermings-
maatregelen (MOPP) tussen netstroomkring en
secundaire stroomkring, min. 100 VA, secun-
daire zekering T 4 AH (of IEC 60127‑2/V
T 4 AH, 250 V)
– Voeding 24‑36 V DC (medische voeding vol-
gens IEC 60601‑1) met twee beschermings-
maatregelen (MOPP) tussen netstroomkring en
secundaire stroomkring, min. 100 VA, secun-
daire zekering T 4 AH (of IEC 60127‑2/V
T 4 AH, 250 V)
9000-606-26/14
2208V006
8.6
Elektrische aansluitingen stu-
ring
Voeding via X1
F1
B
C
X1
X7
X6
Display
X12
X1
Voeding volgens EN 60601‑1: 24 V AC of
24‑36 V DC
X2
Signaalingang van het slangophangsys-
teem
X3
spoeleenheid of plaatskeuzeklep/veilig-
heidsklep (alleen CAS 1)
Bij inductieve of resistieve belasting:
24 V RMS, bij capacitieve belasting: tot
36 V DC
(X3 + X11 = max. 7,2 W)
X4
CAN-bus
X6
Indicatiemodule, extern (X6a = aansluiting
voor voorgangermodel)
X7
Sensoren
X9
Motor
X11
Geïntegreerde plaatskeuzeklep/veiligheids-
klep (alleen CAS 1) 24 V DC
(X3 + X11 = max. 7,2 W)
X12
Netwerkaansluiting
F1
Zekering 4 A
B
Spoeleenheid7100-250-50
C
Zuigmachinerelais (alternatief)
Montage
M
X8
X9
X1
X10
X4
X2
X11
X3
X5
X6a
NL
|
X13
29