Inhoudsopgave
Advertenties
8
Installatie
Vóór werkzaamheden aan het apparaat of
bij gevaar spanningsvrij schakelen.
8.1
Apparaten veilig aansluiten
Bij het onderling op elkaar aansluiten van meer-
dere apparaten of het aansluiten van het appa-
raat op delen van installaties kunnen gevaren
ontstaan (bijv. door lekstromen).
Sluit het apparaat alleen aan wanneer er geen
❯
gevaar voor de bediener noch de patiënt aan-
wezig is.
Sluit apparaten alleen aan wanneer de omge-
❯
ving hierdoor niet wordt beïnvloed.
Laat, wanneer een gevaarloze koppeling niet
❯
uit de specificaties van het apparaat blijkt, de
veiligheid door een deskundige (bijv. de betrok-
ken fabrikant) vaststellen.
8.2
Installatie van de CAS 1 in
behandelingsunits
WAARSCHUWING
Infectie door gecontamineerd appa-
raat
Voor werkzaamheden aan het appa-
❯
raat de afzuiging reinigen en ontsmet-
ten.
Draag persoonlijke beschermingsmid-
❯
delen bij werkzaamheden (bijv. water-
dichte veiligheidshandschoenen, veilig-
heidsbril, mondbescherming).
Bevestig het apparaat op een geschikte plaats
loodrecht aan de behandelingsunit. Het apparaat
is met rubberstootkussens in een metalen frame
opgehangen. Deze ophanging verhindert de
overbrenging van eventueel optredende vibraties
bij werkend apparaat op de behandelingsunit.
Wordt het apparaat niet verticaal gemonteerd,
dan kunnen zich vibraties voordoen! T.o.v. de
omgeving moet een afstand van tenminste 3 mm
worden aangehouden.
9000-606-26/14
2208V006
Plaatskeuzeklep
Bij verschillende types is de plaatskeuzeklep
direct op de CAS 1 gemonteerd. De plaatskeuze-
klep (voor de aparte montage) in de vacuümlei-
ding in de behandelingsunit, bij voorkeur in de
nabijheid van het eindaansluitstuk in de vloeraan-
sluitdoos, monteren. Aangezien de plaatskeuze-
klep na de montage ook als veiligheidsklep fun-
geert, moet de aansturing absoluut via de CAS 1
gebeuren.
Zie voor meer informatie de "Montage- en
gebruikshandleiding van de plaatskeuzeklep"
Toe- en afvoerslangen
Steek en bevestig de toe- en afvoerslangen met
DürrConnect-aansluitstukken op de overeen-
stemmende aansluitingen op het apparaat. Slan-
gen met juiste helling verleggen.
Aanbevolen diameter van de aansluitslangen:
Æ 25 mm.
Voor de afvoerslang mag de nominale breedte
van 15 mm niet worden onderschreden.
Montage
NL
|
27
Advertenties
Inhoudsopgave
