Opbouw en werking
5.19
Aanleggen van rijpaden
Bij het aanleggen van de rijpaden
•
blokkeert de rijpadenschakeling van de ver-
deelkop met een schuif (Afb. 92/1) de
toevoer naar de zaaislangen (Afb. 92/2) van
de zaaischijven
•
wordt er door de zaaischijven niet gezaaid.
De toevoer van het zaaigoed naar de rijpaden-
zaaischijven wordt onderbroken zodra de
elektromotor (Afb. 92/3) de betreffende zaaislan-
gen (Afb. 92/2) in de verdeelkop afsluit.
86
Met de rijpadenschakeling kunnen de rijpaden in het veld op vooraf
ingestelde afstanden worden aangelegd. Om de afstanden tussen de
rijpaden in te stellen, dient u het betreffende schakelritme AMATRON
3 in te voeren.
Afb. 92
Bij het aanleggen van een rijpad toont de rijpadenteller het cijfer "0"
op de AMATRON 3. De bij het aanleggen van een rijpad gereduceer-
de hoeveelheid zaad is instelbaar. De machine moet zijn uitgerust zijn
met elektrische aanpassing van de uit te zaaien hoeveelheid of
maximale dosering.
Een sensor (Afb. 92/4) controleert of de schuiven (Afb. 92/1), die de
zaaislangen (Afb. 92/2) openen en sluiten, naar behoren werken.
Bij een verkeerde stand geeft de AMATRON 3 een alarmsignaal.
Cirrus BAH0049-1 09.14