246
Verzorging van de auto
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen zijn alleen toege‐
staan op de vooras.
Fijne sneeuwkettingen gebruiken, die
(inclusief kettingslot) maximaal
9 mm buiten het loopvlak en de
binnenkant van de band uit steken.
9 Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
Sneeuwkettingen zijn toegestaan op
de bandenmaten 215/70R16,
215/65 R17, 225/55 R18 en
205/55 R19.
Compact reservewiel
Sneeuwkettingen mogen niet op het
tijdelijke reservewiel worden gebruikt.
Bandenreparatieset
Lichte beschadigingen van de loop‐
vlakken van de banden kunnen met
de bandenreparatieset worden
verholpen.
Vreemde voorwerpen niet uit de
banden verwijderen.
Beschadigingen die groter zijn dan
4 mm of die in de bandwang zitten,
kunnen niet met de bandenreparatie‐
set worden verholpen.
9 Waarschuwing
Niet sneller rijden dan 80 km/u.
Niet langdurig gebruiken.
Bestuurbaarheid en rijeigen‐
schappen worden mogelijk nade‐
lig beïnvloed.
Bij een lekke band:
Handrem aantrekken, eerste versnel‐
ling, achteruitversnelling of P inscha‐
kelen.
De bandenreparatieset zit de baga‐
geruimte onder de vloerplaat.
1. Verwijder de fles met afdichtmid‐
del en de compressor.
2. Neem de sticker met de snel‐
heidslimiet van de fles met
afdichtmiddel en plak deze in het
zicht van de bestuurder.