102
Instrumenten en bedieningsorganen
Adaptieve cruise control
m brandt wit of groen.
C brandt op het Driver Information
Centre.
m brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
m brandt groen
De adaptieve cruisecontrol is inge‐
schakeld.
Wanneer adaptieve cruisecontrol aan
of actief is, verschijnt C met de inge‐
stelde snelheid op het Driver Informa‐
tion Center.
Adaptieve cruisecontrol 3 172.
Voorligger gedetecteerd
A brandt groen.
Brandt groen
Er is een voertuig in dezelfde rijstrook
gedetecteerd.
Adaptieve cruisecontrol 3 172.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 179.
Dodehoeksysteem
B brandt groen.
Het systeem is actief 3 194.
Actieve noodrem
m brandt of knippert geel.
Brandt
Het systeem is gedeactiveerd of er is
een fout gedetecteerd.
Ook verschijnt er een waarschu‐
wingsbericht op het Driver Informa‐
tion Center.
Controleer de reden van deactivering
3 181 en roep bij een systeemfout de
hulp van een werkplaats in.
Let op
m brandt ook als de veiligheidsgor‐
del van de inzittenden voorin niet zijn
omgedaan. In dat geval werkt de
actieve noodrem niet.
Knippert
Het systeem is actief ingeschakeld.
Afhankelijk van de situatie kan de
auto automatisch iets of krachtig
afremmen.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 179.
Voetgangersbescherming vóór
3 184.
Snelheidsbegrenzer
ß brandt op het Driver Information
Center wanneer de snelheidsbegren‐
zer actief is. Ingestelde snelheid
wordt aangegeven naast symbool ß.
Snelheidsbegrenzer 3 169.
Portier open
h brandt rood.
Een portier of de achterklep is
geopend.