De weergavefunctie - 8
De weergave van afzonderlijke opnamen
Zoals reeds in de hoofdstukken "Gebruik van de auto-
matische, afzonderlijke beeldweergave B AUTO
REVIEW" en "Bekijken van opnamen met de VIEW-
functie" (pag. 146) is beschreven, kunnen zojuist
gemaakte opnamen direct daarna kortstondig in de
zoeker/monitor worden bekeken. De weergavefunctie
maakt echter altijd een onbeperkte beeldobservatie
mogelijk om bijv. te beslissen of een opname gewist
moet worden of om andere opnamen op de geheugen-
kaart te bekijken.
Opmerkingen:
• De LEICA DIGILUX 2 slaat opnamen op volgens de
DCF-Standards (Design Rule for Camera File
System – functie-instellingen voor beeldbestanden).
• Met deze camera kunt u uitsluitend beeldgegevens
in JPEG-formaat weergeven, toch zijn er ook JPEG-
records die niet kunnen worden getoond.
• Bestanden die niet met de LEICA DIGILUX 2 werden
opgenomen, kunnen mogelijk niet worden weerge-
geven of slechts in beperkte kwaliteit. In zo'n geval
blijft de zoeker/monitor zwart en wordt als bestands-
nummer (z.o.) – getoond.
Instellen van de functie/selectie van beelden
1. Zet de hendel voor opname/weergave (1.15) op
weergave 8.
• In de zoeker/monitor (1.19/32) wordt het laatste
opgenomen beeld getoond en verschijnen de
indicaties van de weergavefunctie (zie pag. 110).
2. Met de kantelknop (1.30) kunt u de overige opge-
slagen beelden oproepen. De linkerrand van de
kantelknop leidt naar beelden met lage nummers
en de rechterrand naar hoge nummers. Lang
indrukken (ca. 2 s) geeft een sneller verloop (het
beeld verandert pas na loslaten van de kantelknop).
Na het hoogste en laagste nummer begint de in een
oneindige lus geschakelde reeks weer van voren af
aan, zodat u alle opnamen in beide richtingen kunt
bereiken.
• In de monitor verandert overeenkomstig het
beeld- en bestandsnummer.
Draaien van de opnamen - Q ROTATE
Vele motieven als hoge gebouwen en een portret dat
niet tot het gezicht beperkt blijft, kunnen beter verti-
caal in beeld worden gebracht. Bij de opname wordt
de camera hiervoor gedraaid. Om te voorkomen dat
bij het bekijken het beeld verkeerd wordt weergege-
ven, kan met de LEICA DIGILUX 2 dit beeld in stappen
van 90° willekeurig worden gedraaid om het ‚rechtop'
te zetten.
Opmerking: Ook een opname die 90° is gedraaid,
wordt in de zoeker/monitor volledig, d.w.z. zonder
‚afsnijding' afgebeeld. Omdat het hiervoor moet wor-
den verkleind, verschijnen links en rechts daarnaast
zwarte vlakken.
Instellen van de functies
1. Kies in het weergave-hoofdmenu E PLAY
(zie pag. 113/122 het menupunt Q ROTATE (3.25).
2. Roep het betreffende submenu op door de rechter-
rand van de kantelknop (1.30) in te drukken.
• Het submenu met de twee draairichtingen –
90° naar links/90° naar rechts verschijnt.
3. Volg de overige menu-aanwijzingen.
Uitvoerige handleiding / De weergavefunctie / 155
1
/
2