Voor de instelling van deze modus draait u
1. de diafragmaring van het objectief (1.9) in de
A-stand (1.9 a) en
2. de sluitertijdenknop (1.16) op de gewenste waarde.
• In het zoeker-/monitorbeeld wordt deze modus
door T (2.1.1 c) aangeduid. Bovendien verschijnt –
wit – de handmatig ingestelde sluitertijd (2.1.18).
Het vervolg:
3. Richt de rechthoek (het autofocus-meetveld,
2.1.30/31) op uw motief en druk de ontspanner
(1.13) in tot het drukpunt.
• Het automatisch ingestelde diafragma (2.1.20)
wordt – wit - in de zoeker/monitor getoond.
Als bij volledig geopend, resp. geknepen diafrag-
ma in combinatie met de ingestelde sluitertijd
onder- of overbelichting ontstaat, wordt dit door
rode waarden aangegeven.
136 / Uitvoerige handleiding / De opnamefuncties
Opmerking: Na opslag van de belichtingsinstelling
(zie pag. 132) kan de tijd-/diafragma-combinatie door
het kiezen van een andere sluitertijd worden gewijzigd
zolang de ontspanner ingedrukt wordt gehouden.
4. Druk de ontspanner voor de opname helemaal in.
Fotograferen met de tijdautomaat - A
De tijdautomaat stuurt de belichting automatisch bij
handmatige instelling van het diafragma. Deze is
daarom bijzonder geschikt voor opnamen waarbij de
scherptediepte – die door de ingestelde diafragma-
opening wordt bepaald – het dooslaggevende, beeld-
vormende element is.
Zo kunt u met de handmatige selectie van een kleine
diafragmawaarde (= grote diafragma-opening) het
bereik van de scherptediepte verkleinen, bijvoorbeeld
om bij een portret het scherp afgebeelde gezicht voor
een onbelangrijke of storende achtergrond te accentu-
eren. Of, omgekeerd, met een grotere diafragma-
waarde (= kleine diafragma-opening) het bereik van de
scherptediepte te vergroten om bij een landschapsop-
name alles op de voor- en achtergrond scherp weer te
geven.
Er kunnen diafragmawaarden in een bereik van 2,0 tot
11,0 worden ingesteld en wel in eenderde stappen.
Voor de instelling van deze modus draait u
1. de diafragmaring van het objectief (1.9) op de
gewenste waarde en
2. de sluitertijdenknop (1.16) op de A-stand (1.16 a).
• In het zoeker-/monitorbeeld wordt deze modus
door A (2.1.1 b) aangeduid. Bovendien verschijnt –
wit – het handmatig ingestelde diafragma (2.1.20).
Het vervolg:
3. Richt de rechthoek (het autofocus-meetveld,
2.1.30/31) op uw motief en druk de ontspanner
(1.13) in tot het drukpunt.
• De automatisch ingestelde sluitertijd (2.1.18)
wordt – wit – in de zoeker/monitor getoond.
Als zelfs bij de langste, resp. kortste sluitertijd in
combinatie met het ingestelde diafragma onder-
of overbelichting ontstaat, wordt dit door rode
waarden aangegeven.
Opmerking: Na opslag van de belichtingsinstelling
(zie pag. 132) kan de tijd-/diafragma-combinatie door
het kiezen van een andere diafragmawaarde worden
gewijzigd zolang de ontspanner ingedrukt wordt
gehouden.