Handmatige scherpstelling – MF
Bij bepaalde motieven kan het gunstig zijn de scherp-
stelling zelf uit te voeren in plaats van autofocus (zie
de voorgaande hoofdstukken) te gebruiken. Bijvoor-
beeld als dezelfde instelling voor meerdere opnamen
wordt gebruikt en het gebruik van het meetwaardege-
heugen (zie pag. 132) daarom omslachtig is, of als bij
landschapsopnamen de instelling op oneindig moet
worden gehandhaafd, of als de scherpte voor bepaal-
de details geldt die duidelijk kleiner zijn dan het Spot-
AF meetveld (zie pag. 132), of als slechte, d.w.z. zeer
donkere lichtomstandigheden geen, resp. slechts een
langzamer gebruik van AF toestaan.
De handmatig met de middelste ring (1.10) op het
objectief ingestelde scherpte kan in beide LCD's
(1.19/32) worden gecontroleerd.
In de zoeker, resp. monitor verschijnt de overeen-
komende indicatie (MF, 2.1.37 c).
In plaats van het bevestigingssignaal voor een correcte
instelling is naar wens de loepfunctie (K MF ASSIST)
als ondersteuning bij het scherpstellen beschikbaar
(zie het volgende hoofdstuk).
Opmerkingen:
• Handmatige scherpstelling, echter zonder de loep-
functie (zie volgende hoofdstuk), is ook tijdens video-
opnamen (ü) mogelijk. Zodra in AF (zie pag. 131)
door indrukken van de ontspanner met video-opna-
men wordt begonnen, is de laatste instelling echter
opgeslagen, d.w.z. de scherpte kan tijdens de gehele
sessie niet meer worden gewijzigd. Ook niet als onder-
tussen aan de afstandsinstelring wordt gedraaid.
• Wanneer de instelling in het groothoekbereik plaats-
vindt en er wordt naar telebereik gezoomd, kan
door de geringere scherptediepte de scherpte niet
meer goed zijn. In mindere mate geldt dit ook voor
het omgekeerde geval, zodat correctie misschien
nodig is. Daarom is het raadzaam de scherpstelling
altijd in telebereik uit te voeren.
• Afhankelijk van het ingestelde AF-meetbereik (zie
pag. 131), blijven de bijbehorende indicaties
(2.1.30/31) eveneens zichtbaar, maar ze hebben in
dit geval geen betekenis.
De loepfunctie - K MF ASSIST
Hoe groter details van het motief in de zoeker of moni-
tor worden afgebeeld, hoe beter de scherpte kan wor-
den beoordeeld en hoe nauwkeuriger de scherpstel-
ling kan plaatsvinden. De LEICA DIGILUX 2 biedt voor
dit doel naar wens een loepfunctie als ondersteuning
aan, waarbij de beelduitsnede in het midden van het
zoeker-/monitorbeeld vergroot wordt weergegeven.
Deze uitsnede kan eventueel – met ca. een 4-voudige
vergroting – tot het midden van het zoeker-/monitor-
beeld worden beperkt, zodat de rand van het werke-
lijke beeld verder te zien blijft (bijv. om gelijktijdig de
beelduitsnede in het oog te kunnen houden), of - met
ca. 8-voudige vergroting – op het gehele veld van de
LCD worden geprojecteerd (bijv. om de scherpte van
meerdere motiefdetails met elkaar te kunnen vergelij-
ken).
Instellen van de functie
Kies in het opname-basismenu k SETUP
112/122) het menupunt K MF ASSIST (3.18) en
volg de menu-aanwijzingen.
(MF1 = vergroot de uitsnede in het midden van het
zoeker-/monitorbeeld; MF2 = vergroot de uitsnede
over het gehele veld van het zoeker-/monitorbeeld).
• Het 'loepbeeld' verschijnt bij geactiveerde functie
vervolgens kortstondig (ca. 2 s) bij het verdraaien
van de afstandsinstelring.
Uitvoerige handleiding / De opnamefuncties / 133
2
/
(zie pag.
3