De opnamefuncties
Instellen van de brandpuntsafstand
Het objectief van de LEICA DIGILUX 2, de LEICA DC-
VARIO-SUMMICRON 1:2–2,4/7–22,5 mm ASPH., is
een zeer krachtig en lichtsterk 3-voudig zoomobjec-
tief, waarvan het bereik van de brandpuntsafstand
overeenkomt met een 28–90 mm KB-objectief. Het
kan zowel grotere groepen personen, resp. grotere
ruimten op korte afstand, alsook een beeldcompositie
die op een afzonderlijk motief is geconcentreerd, bijv.
een portret, op de hiervoor benodigde gemiddelde
afstand vastleggen.
Gebruik van de optische zoom
De instelling van de brandpuntsafstand vindt handma-
tig plaats met de voorste ring op het objectief (1.11).
De grootte van de ring, zijn soepele beweging en de
handzame kartelrand maken een instelling mogelijk
die aanzienlijk fijngevoeliger en nauwkeuriger is dan
met een motor-zoom mogelijk is. Tegelijkertijd vormt
de handmatige instelling een bijdrage aan het econo-
mische gebruik van de batterijcapaciteit.
Gebruik van de digitale brandpuntsafstand-
verlenging - z D.ZOOM
Naast het 3-voudige zoombereik van het objectief kan
met de digitale brandpuntsafstand-verlenging een aan-
zienlijk kleinere beelduitsnede, d.w.z. een twee- of drie-
maal vergrote afbeelding van het motief worden gemaakt.
Het totale bereik van de brandpuntsafstand is 56–180mm
(bij 2x) of 84–270mm (bij 3x; bij KB-equivalent).
Het gebruik van deze functie is verder niet van invloed
op het zoomen zelf of de overige bediening van de
camera.
Opmerking: De digitale brandpuntsafstand-verlenging
werkt door het verkleinen van het gebruikte sensorge-
bied en daardoor – afhankelijk van de toegepaste ver-
lengingsfactor - met overeenkomstig verminderde
resolutie.
Instellen van de functie
Kies in het opname-hoofdmenu j REC
112/122) het menupunt z D. ZOOM (3.9) en volg
de overige menu-aanwijzingen.
• De betreffende indicatie (2.1.36) verschijnt in het
zoeker-/monitorbeeld.
Instellen van de afstand
De LEICA DIGILUX 2 biedt de mogelijkheid in een
bereik van 30 cm tot ∞ de afstand automatisch of
handmatig in te stellen. Bij automatische instelling
kan met het autofocus-systeem gekozen worden uit
de ‚normale' functie, die voor een optimale hande-
lingssnelheid ongeschikt is voor opnamen van zeer
dichtbij en van 60 cm tot ∞ reikt, of de macro-instel-
ling die het gehele bereik dekt.
De handmatige instelling en ook de instelling op een
van beide AF-functies vindt plaats met de afstandsin-
stelring (1.10). Voor het wisselen tussen het handmati-
ge en automatische bereik en omgekeerd moet bij het
draaien de ontgrendelingsknop (1.10 c) ingedrukt wor-
den gehouden. Dit geldt niet voor het wisselen tussen
de beide AF-standen (1.10 a/b).
Automatische afstandsinstelling/Autofocus
Als een van de beide AF-modi is ingesteld, wordt de
afstand en daarmee de scherpte bij vasthouden van
het drukpunt van de ontspanner (1.13, zie pag. 121)
automatisch bepaald en ingesteld. Dit gebeurt samen
met de belichtingsmeting (zie pag. 137) en (in de auto-
matische modi) de belichtingsregeling (zie hiervoor
ook de hoofdstukken vanaf pag. 134).
• Voor bevestiging van de juiste instelling en opslag
(zie pag. 131) licht de groene punt (2.1.11 b) in het
zoeker-/monitorbeeld vervolgens op.
3
/
(zie pag.
4
De meting is afhankelijk van de ingestelde AF-meet-
methode – 'normal' of r SPOT AF (3.5) - in de twee
kaders van verschillende grootte die het midden van
het beeld markeren (2.1.30/31, zie hiervoor ook pag.
106/132).
Uitvoerige handleiding / De opnamefuncties / 131