Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Fotograferen Met Synchronisatie Op Het Einde Van De Belichtingstijd 5 Flash Sync - Leica DIGILUX 2 Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

Opmerkingen:
• Door de langere weg van het flitslicht en het
(meestal geringe) reflectievermogen van de met
flits belichte oppervlakken vermindert de reikwijdte
soms zelfs aanzienlijk.
• Reflecterend oppervlak dat niet kleurneutraal is,
bijv. wit of grijs, kan tot kleurzweem van het beeld
leiden.
Fotograferen met synchronisatie op het einde van
de belichtingstijd - 5 FLASH SYNC.
De belichting van flitsopnamen vindt plaats met twee
lichtbronnen, de aanwezige – en het flitslicht. De uit-
sluitend of overwegend door het flitslicht belichte
motiefdelen worden daarbij door de uitzonderlijk korte
lichtimpuls bijna altijd (bij correcte scherpstelling)
gestoken scherp weergegeven. Daarentegen worden
alle andere motiefdelen – namelijk de delen die vol-
doende door het aanwezige licht zijn belicht, resp. zelf
oplichten – in hetzelfde beeld met wisselende scherp-
te afgebeeld.
Of deze motiefdelen scherp of onduidelijk worden
weergegeven, resp. hoe groot de "vaagheid" is, wordt
door twee van elkaar afhankelijke factoren bepaald,
1. de lengte van de belichtingstijd, d.w.z. hoe lang
deze motiefdelen op de sensor "inwerken", en
2. hoe snel deze motiefdelen – of ook de camera zelf –
tijdens de opname bewegen.
Hoe langer de sluiter-/belichtingstijd of hoe sneller de
beweging is, hoe duidelijker beide elkaar overlappen-
de beeldfragmenten verschillen.
Bij het gebruikelijke tijdstip van de flitsontsteking aan
het begin van de belichting, d.w.z. onmiddellijk nadat
de sluiter volledig is geopend, kan dit zelfs tot schijn-
bare tegenstellingen leiden, zoals bij de opname van
de motorfiets (A) die door zijn eigen lichtsporen wordt
ingehaald.
De LEICA DIGILUX 2 stelt u in staat tussen dit gebrui-
kelijke flits-ontstekingstijdstip en synchronisatie aan
het einde van de belichting te kiezen, d.w.z. onmiddel-
lijk voordat de sluiter weer begint te sluiten. Het
scherpe beeld bevindt zich in dit geval aan het einde
van de beweging. Deze flitstechniek verleent de foto
(B) een natuurlijke indruk van beweging en dynamiek.
A
B
Opmerkingen:
• De combinatie van synchronisatie op het einde van
de belichtingstijd S met de flitsprogramma's
E, M en P (zie pag. 140) is niet mogelijk.
Wanneer deze wordt geactiveerd als een van deze
programma's is ingeschakeld, wordt gekozen voor
programma's zonder voorflits.
• Bij het flitsen met de kortere sluitertijden ontstaat
behalve bij zeer snelle bewegingen nauwelijks ver-
schil in beeld tussen de beide flitstijdstippen.
Instellen van de functie
Kies in het opname-hoofdmenu j REC
112/122) het menupunt
5
FLASH SYNC. (3.10) en
volg de overige menu-aanwijzingen.
• Het oorspronkelijke zoeker-/monitorbeeld ver-
schijnt weer met de overeenkomstige indicatie
(2.1.28).
Uitvoerige handleiding / De opnamefuncties / 143
3
/
(zie pag.
4

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave