Instellen van de belichting
Met de LEICA DIGILUX 2 kunt u uit vier belichtingspro-
gramma's kiezen, waarmee u de camera optimaal op
de werkwijze van uw voorkeur of op het betreffende
motief kunt instellen.
De keuze van alle programma's en de handmatige
instelling van de waarden vindt plaats met de diafrag-
maring van het objectief (1.9) en de sluitertijdenknop
(1.16). Beide bedieningselementen hebben een hand-
matig instelbereik met klikkende standen – bij de dia-
fragmaring in eenderde en bij de tijdknop in gehele
stappen evenals een met A gemarkeerde automati-
sche stand (1.9 a/1.16 a).
Beide automatische standen zijn beschermd tegen
abusievelijk verstellen: op de diafragmaring moet voor
het wisselen van de handmatige stand naar de auto-
matische en omgekeerd de ontgrendelingsknop (1.9 b)
ingedrukt worden gehouden. Bij de tijdknop is dit min-
der belangrijk en zijn voor dit doel de klikkende stan-
den duidelijker merkbaar.
De instelling van de sluitertijden van
op de tijdknop komt dit overeen met stand 2+ – vindt
plaats met de centrale instelring (1.29): naar links
(tegengesteld aan de klokwijzers) voor kortere en naar
rechts (richting klokwijzers) voor langere tijden.
• Als aanduiding verschijnt bij de instelling van de
tijdknop op 2+ in de zoeker/monitor vervolgens a
(2.1.19).
134 / Uitvoerige handleiding / De opnamefuncties
Opmerkingen:
• Afhankelijk van de heersende lichtomstandigheden
kan de helderheid van het monitorbeeld van de
werkelijke opnamen afwijken. Vooral bij langere
belichtingen van donkere motieven verschijnt het
monitorbeeld duidelijk donkerder dan de – correct
belichte – opname.
• Als uw hoofdmotief uit het midden moet worden
geplaatst zodat het niet door het autofocus-meet-
veld wordt geregistreerd, moet u het meetwaarde-
geheugen voor belichting/scherpte gebruiken (zie
pag. 132).
• Bij langere sluitertijden die het gevaar van bewe-
gingsonscherpte inhouden, verschijnt bovendien de
waarschuwing v (2.1.13).
• Ter vermijding van bewogen opnamen bij donkere
motieven zonder flitsgebruik O, resp. in de flits-
programma's J/P (2.1.2 g/e/f, zie pag. 140)
en de daarmee meestal gepaard gaande langere
sluitertijden, moet u de camera rustig houden,
1
/
s en langer –
d.w.z. ondersteunen of een statief gebruiken.
2
2
• Wanneer de automatische beeldweergave-functie is
ingesteld B AUTO REVIEW, (3.15, zie pag. 146)
wordt in aansluiting op de opame het beeld korte
tijd in de zoeker/monitor getoond.
• Wanneer een automatische uitschakeltijd is inge-
steld (zie pag. 125), schakelt de camera zelfstandig
na de gekozen tijd in een energiebesparende stand-
by stand. Door het indrukken van de ontspanner of
het uit- en inschakelen kan de camera weer in
gebruik worden genomen.
• De – in vergelijking met het kleinbeeldformaat van
24 x 36mm – aanzienlijk kleinere sensorgrootte en
daarom ook duidelijk kortere brandpuntsafstanden
van het objectief beïnvloeden de beeldvorming:
Door de reeds bij geopend diafragma behoorlijk
grote scherptediepte aan de ene kant en het slechts
geringe verschil met aangrenzende diafragma-ope-
ningen aan de andere kant, moet voor vermindering
van de scherpte-diepte duidelijk sterker worden
gediafragmeerd dan bij kleinbeeldcamera's, en zelfs
met de minste scherptediepte is het bereik duidelijk
groter.
Fotograferen met de programma-automaat - P
Voor snel, volautomatisch fotograferen. In deze modus
wordt de belichting door de automatische instelling
van de sluitertijd en het diafragma gestuurd.
De LEICA DIGILUX 2 kent sluitertijden van 8 s tot
1
/
s en diafragmawaarden van 2–11.
4000
Voor de instelling van deze modus draait u
1. de diafragmaring van het objectief (1.9) in de
A-stand (1.9 a) en