Let op!
Houd tijdens het vliegen altijd de 4 LED's van de spanningsaanduiding van de vliegaccu in het oog. Naar-
gelang de vliegduur toeneemt begint eerst LED 4 te knipperen om dan later uit te doven. Dit wordt ook bij
LED 3 en LED 2 herhaald.
Ten laatste wanneer alleen nog LED 1 oplicht, moet u het landen onmiddellijk beginnen. Als dit niet gebeurt,
zal de quadrocopter het landing zelfstandig beginnen om een schadelijke diepontlading van de vliegaccu te
vermijden. De status-LED's aan de quadrocopter knipperen daarbij rood.
Anders als bij accu-LED's die slechts een ruwe aanduiding weergeven, kunt u de huidige spanning van de
vliegaccu heel wat nauwkeuriger op het zenderscherm aflezen.
g) Quadrocopter trimmen
Wanneer de quadrocopter indoor (vb. in een halle) of in de ma-
nuele modus („GPS" uit) wordt gebruikt, kan het gebeuren dat
de quadrocopter in een bepaalde richting vliegt hoewel beide
stuurknuppels zich in de middelste stand bevinden.
Als de quadrocoptert tijdens het zweefvliegen opzij naar rechts
drift, drukt u op de trimtoets voor de roll-functie (zie ook afbeel-
ding 7, pos. 7) naar links tot de quadrocopter geen neiging meer
vertoont om naar rechts te driften.
Bij elke korte keer kort bedienen van een trimhefboom geeft de
zender een pieptoon. De toonhoogte hangt af van de trimricht-
ing. De middelste stand wordt akoestisch aangegeven door een
langer geluidssignaal.
De ingestelde waarde wordt automatisch opgeslagen en blijft
ook na het uit- en opnieuw inschakelen van de zender behou-
den.
De overige drie stuurfuncties kunnen naargelang de noodzaak
met de trimtoetsen (zie afbeelding 24, pos. 5, 15 en 17) volgens
hetzelfde schema worden ingesteld.
Afbeelding 24
31