gelaatsscherm), handschoenen, laarzen, een hemd of jack met lange mou-
wen en een lange broek dragen.
– Blijf zitten op de hiervoor aangewezen passagierszitting.
– Houd uw handen altijd aan het stuur en uw voeten op de voetsteunen, terwijl
u met uw voertuig rijdt. Houd u nooit vast aan de bestuurder.
– Sta nooit recht terwijl het voertuig rijdt. Door teveel beweging kan het voertuig
oncontroleerbaar worden.
– Let op de bewegingen van de bestuurder en het voertuig.
– Wanneer u zich om een of andere reden ongemakkelijk of onzeker voelt,
wacht dan niet af en vraag de bestuurder om te vertragen of te stoppen.
VEILIGHEIDSINFORMATIE
BIJZONDERE VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN
19