Instelbereik
•
Toerental van de pomp
•
aantal pompen
•
vuldruk
•
maximale vultijd
•
waarschuwing of alarm + stop
•
aanlooptijd voor de drukopbouwfase.
Instelling via het bedieningspaneel
•
Instellingen > Secundaire functies > Stop functie > Geleidelijke
drukopbouw.
1. Selecteer en stel in:
•
Toerental
•
Aantal pompen
•
Vuldruk
•
Max. tijd.
2. Selecteer: Waarschuwing / Alarm + stop.
3. Stel in: Aanloop tijd.
4. Selecteer: Actief.
Fabrieksinstelling
De functie is uitgeschakeld.
8.7.25 Noodbedrijf (4.3.5)
Afb. 71 Noodbedrijf
Beschrijving
Deze functie wordt gebruikt in drukverhogingstoepassingen.
Wanneer deze functie is ingeschakeld zullen de pompen blijven
draaien ongeacht waarschuwingen of alarmmeldingen. De pom-
pen draaien op basis van een setpoint dat speciaal voor deze
functie is ingesteld.
In geval van een sensorstoring zullen zowel de
Voorzichtig
hoofd- als de reservepompen draaien met 100 % toe-
rental!
Instelbereik
•
Instelling van digitale ingang
•
Instelling van digitale uitgang
(4.3.9)).
•
Instelling van setpoint voor noodbedrijf.
Instelling via het bedieningspaneel
•
Instellingen > Secundaire functies > Stop functie > Noodbedrijf
> Ga naar instelling van digitale ingang.
1. Selecteer digitale ingang.
2. Selecteer: Noodbedrijf.
3.
x 2.
4. Selecteer: Ga naar instelling van digitale uitgang.
5. Selecteer digitale uitgang.
6. Selecteer: Noodbedrijf.
7.
x 2.
8. Stel in: Setpoint, noodbedrijf.
40
(8.7.26 Dig. ingangen
(4.3.7)).
(8.7.31 Digitale uitgangen
Wanneer deze functie is ingesteld zoals hierboven
beschreven, kan deze ook via display Systeem
N.B.
bedrijfsmodus (2.1.1) worden ingeschakeld.
8.7.26 Dig. ingangen (4.3.7)
Afb. 72 Dig. ingangen
Beschrijving
Het is mogelijk om de digitale ingangen van de CU 352 in te stel-
len. Elke digitale ingang behalve DI1 kan worden geactiveerd en
aan een bepaalde functie worden gekoppeld.
Standaard heeft het systeem drie digitale ingangen. Als het
systeem over een IO 351B module beschikt (optie) is het aantal
digitale ingangen 12.
Alle digitale ingangen worden getoond zodat hun fysieke plaats in
het systeem kan worden geïdentificeerd.
Voorbeeld
DI1 (IO 351-41), [10]:
DI1:
Digitale ingang Nr. 1
(IO 351-41):
IO 351, GENIbus nummer 41
[10]:
Klem Nr. 10
Voor meer informatie over de aansluiting van verschillende digi-
tale ingangen: zie het bedradingschema dat bij de besturingskast
is geleverd.
Instelbereik
N.B.
DI1 (CU 352) kan niet worden geselecteerd.
Instelling via het bedieningspaneel
•
Instellingen > Secundaire functies > Stop functie >
Dig. ingangen.