3. Selecteer één van de stop-parameters. Als u "Aangepaste
instellingen" selecteert, dan moet u de parameters instellen
die worden getoond in afb. 68. Zie de onderstaande voorbeel-
den.
Afb. 68 Aangepaste instellingen
Vuistregel: Toerentalverlaging = 2 x drukverschil voor
N.B.
gradiënt.
Voorbeeld 1: Verhogen van de stoplimiet, Qmin (limiet hoog
debiet)
•
Verhoog het drukverschil voor gradiënt.
•
Verlaag het tijdsverschil voor gradiënt (pomp is gestopt).
•
Verlaag het tijdsverschil voor gradiënt (pomp draait).
•
Voer de verlaging van het toerental op.
Voorbeeld van verhoogde stoplimiet
Parameter
Drukverschil voor gradiënt
Tijdsverschil voor gradiënt (pomp gestopt)
Tijdsverschil voor gradiënt (pomp draait)
Toerental verlaging
Voorbeeld 2: Verlagen van de stoplimiet, Qmin (limiet laag
debiet)
•
Verlaag het drukverschil voor gradiënt.
•
Verhoog het tijdsverschil voor gradiënt (pomp is gestopt).
•
Verhoog het tijdsverschil voor gradiënt (pomp draait).
•
Verminder de verlaging van het toerental.
Voorbeeld van verlaagde debietlimiet
Parameter
Drukverschil voor gradiënt
Tijdsverschil voor gradiënt (pomp gestopt)
Tijdsverschil voor gradiënt (pomp draait)
Toerental verlaging
N.B.
De stoplimiet hangt af van de grootte van de tank.
Systeem met debietschakelaar
Stel ook het volgende in:
1. Selecteer: Ga naar instelling van digitale ingang.
Display Dig. ingangen (4.3.7) verschijnt.
2. Selecteer de digitale ingang waarop de debietschakelaar is
aangesloten.
3. Selecteer: Debietschakelaar.
4.
.
N.B.
Een open contact geeft laag debiet aan.
Systeem met debietmeter
Stel ook het volgende in:
1. Selecteer: Ga naar instelling van analoge ingang.
Display Analoge ingangen (4.3.8) verschijnt.
2. Selecteer de analoge ingang waarop de debietmeter is aan-
gesloten.
3. Selecteer: Debiet.
4.
5. Stel in: Stop limiet.
Fabrieksinstelling
De functie is ingeschakeld bij drukverhogingstoepassingen met
de instellingen in de tabel.
Start/stop band:
Min. debiet:
Verdeling boven setpoint: 50 %
De functie is uitgeschakeld bij alle andere toepassingen.
8.7.24 Geleidelijke drukopbouw (4.3.3)
Waarde
6 %
1,5 seconden
2,0 seconden
Afb. 69 Geleidelijke drukopbouw
10 %
Beschrijving
Deze functie wordt doorgaans gebruikt bij drukverhogingstoepas-
singen en zorgt voor een geleidelijke opstart van systemen met
bijv. lege leidingen.
Opstarten gebeurt in twee fasen. Zie afb. 70.
1. Vul fase
Het leidingwerk wordt langzaam gevuld met water.
Wanneer de druksensor van het systeem merkt dat het lei-
dingwerk gevuld is, begint fase twee.
2. Druk-opbouw fase
Waarde
De systeemdruk wordt verhoogd totdat het setpoint wordt
bereikt. Het opbouwen van de druk vindt plaats binnen een aan-
3 %
looptijd. Als het setpoint niet binnen een bepaalde tijd bereikt
15,0 seconden
wordt, dan kan een waarschuwing of een alarm worden gege-
ven, en de pompen kunnen tegelijkertijd worden uitgeschakeld.
25,0 seconden
6 %
H [m]
Afb. 70 Vulfase en drukopbouwfase
x 2.
25 %
30 % van het nominale debiet van
één pomp
1. Vul fase
Vultijd
2. Druk-opbouw fase
Tijd [sec]
Aanloop tijd
39