8.3 Beschrijving van functies
De beschrijving van de functies is gebaseerd op de vier hoofd-
menu's van de CU 352 regelaar:
•
Status
•
Bedrijf
•
Alarm
•
Instellingen.
De functies gelden voor alle besturingsuitvoeringen tenzij anders
aangegeven.
8.4 Status (1)
Het eerste statusdisplay wordt hieronder weergegeven.
Dit display wordt getoond wanneer de voedingspanning wordt
ingeschakeld, en het verschijnt wanneer de toetsen van het
bedieningspaneel gedurende 15 minuten niet worden aange-
raakt.
E
I
C
D
Afb. 6 Status
Beschrijving
In dit menu kunnen geen instellingen worden gemaakt.
De actuele waarde (proceswaarde, PV) van de regelparameter,
doorgaans de persdruk, wordt getoond in rechter bovenhoek (G)
samen met het geselecteerde setpoint (SP) (H).
De bovenste helft van het display (A) toont een grafische afbeel-
ding van het pompsysteem. De geselecteerde meetparameters
worden getoond met sensorsymbool en actuele waarde.
Bij MPC-E systemen waarbij het drukverschil over de pompen en
de pompcurvegegevens bekend zijn, toont het display het
geschatte debiet wanneer het debiet en het toerental van de
pompen binnen een bereik liggen waarbij het mogelijk is om het
debiet te schatten.
≈ : Geeft aan dat het debiet een geschatte waarde is.
Het geschatte debiet kan van een meetwaarde ver-
N.B.
schillen.
In het midden van het display zal een informatieveld (I) worden
getoond als de volgende gebeurtenissen zich voordoen:
•
Beperkt bedrijf dankzij stand-by pomp
•
Proportionele drukbeïnvloeding actief
•
Externe setpoint beïnvloeding actief
•
Alternatief setpoint actief
•
Low flow boost actief
•
Drukvermindering actief
•
Klokprogramma actief
•
Op afstand geregeld via Ethernet
•
Op afstand geregeld via GENI (RS-485)
•
Gelimiteerd vanwege gereduceerd bedrijf
•
Gestopt vanwege laag debiet.
De onderste helft (B) van het display toont het volgende:
•
het meest recente alarm, indien aanwezig, en de oorzaak van
de storing samen met de storingscode tussen haakjes
•
systeemstatus met actuele bedrijfsmodus en besturingsbron
•
pompstatus met actuele bedrijfsmodus.
14
Als een storing is opgetreden, dan zal het waarschu-
wingsymbool
N.B.
getoond in de balk (C) samen met de oorzaak en sto-
ringscode, bijvoorbeeld "Te hoge temperatuur (64)".
Als de storing te maken heeft met één van de pompen, dan zullen
de symbolen
van de betreffende pomp. Tegelijkertijd verandert de kleur van de
pompstatusindicator (E) naar geel of rood zoals beschreven in de
onderstaande tabel. Het symbool
balk van het display worden getoond (F). Zolang er een storing
aanwezig is zal dit symbool getoond worden in de hoofdbalk van
alle displays.
Om een menubalk te openen selecteert u de balk met [ ∨ ] of [ ∧ ]
en drukt u op [ok].
Het display maakt het mogelijk om statusdisplays te openen die
het volgende tonen:
•
actuele alarmmeldingen
•
systeemstatus
F
•
status van elke pomp.
G
Beschrijving van pompstatus
H
Pompstatusindicator
Draaiend, groen
A
Permanent groen
Draaiend, geel
Permanent geel
B
Permanent rood
8.4.1 Actuele alarmen (3.1)
Afb. 7 Actuele alarmen
Beschrijving
Dit display toont actieve alarmmeldingen en waarschuwingen die
niet gereset zijn.
Zie paragraaf
voor meer informatie.
(3.2)
of het alarmsymbool
of
ook worden getoond voor de statusbalk (D)
of
zal rechts in de hoofd-
Beschrijving
Pomp in bedrijf.
Pomp gereed (niet in bedrijf).
Waarschuwing. Pomp in bedrijf.
Waarschuwing. Pomp gereed
(niet in bedrijf).
Alarm. Pomp is gestopt.
en
8.6.2 Actuele alarmen (3.1)
worden
8.6.3 Alarm logboek