92
Verlichting
Achteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt vanzelf. Om dit te bespoe‐
digen kunt u de koplampen inschake‐
len.
Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende
lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐
ningselementen
Draai aan het kartelwiel F en houd
dit vast totdat de gewenste licht‐
sterkte is bereikt.
Binnenverlichting
Bedien de wipschakelaar:
: automatisch in- en
;
uitschakelen
druk op § : aan
druk op 2 : uit
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags
geactiveerd worden gaat de vloer‐
verlichting automatisch aan.