86
Verlichting
Automatische verlichting
Wanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld, wordt er automatisch
gewisseld tussen dagrijlicht en auto‐
matische verlichting afhankelijk van
het omgevingslicht en de informatie
afkomstig van het wissersysteem.
Dagrijlicht 3 88.
Automatische
koplampinschakeling
Wanneer het omgevingslicht zwak is,
worden de koplampen ingeschakeld.
Bovendien worden de koplampen
ingeschakeld als de ruitenwissers
enkele slagen geactiveerd zijn.
Tunneldetectie
Bij het inrijden van een tunnel worden
de koplampen onmiddellijk ingescha‐
keld.
Grootlicht
Ertegen duwen om van dimlicht op
grootlicht over te schakelen.
Nogmaals duwen om het grootlicht uit
te schakelen.
Grootlichtassistentie
Het systeem schakelt over van
dimlicht op grootlicht en vice versa
om verblinding te voorkomen. De
grootlichtassistentie blijft geactiveerd
en schakelt het groot licht aan en uit
afhankelijk van de situatie. De laatste
instelling van de grootlichtassistentie
blijft gehandhaafd wanneer het
contact weer wordt ingeschakeld.
Verblindingsvrij grootlicht voor
matrix-led-koplampen 3 88.
Activering
U kunt de grootlichtassistentie
inschakelen via het menu Boordin‐
stellingen op het Info-Display.
Bij auto's met een infotainmentsys‐
teem met Radio kunnen de instellin‐
gen van de grootlichtassistentie niet
worden gewijzigd.
Info-Display 3 79.
Het grootlicht wordt automatisch
ingeschakeld in donkere omgevingen
bij een snelheid van meer dan
45 km/u. Het grootlicht wordt uitge‐
schakeld bij een snelheid van minder