Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Aansturen Via Schakelklok; Regelparameters - Lutz-Jesco EASYPRO COMPACT Bedieningsvoorschrift

Verberg thumbnails Zie ook voor EASYPRO COMPACT:
Inhoudsopgave

Advertenties

Meetwaterbord EASYPRO COMPACT

8.6.2.2 Aansturen via schakelklok

De uitgang kan worden gebruikt om direct aan te sturen via een
schakelklok. Dit is bijvoorbeeld nodig om vlokmiddelpompen of
slangpompen een bepaalde tijd te laten lopen.
Handelingsacties:
ü
Zoals beschreven in hoofdstuk 8.5 „Eerste stappen" op pagina 25
heeft u de "schakelklok"-ingang met behulp van de configuratiewi-
zard aan een regelaar toegewezen.
Voer de volgende stappen uit:
1. Configureer de uitgang in het menu Systeem > Uitgangen (zie
hoofdstuk 8.6.2 „Uitgangen" op pagina 27).
2. Gaan naar het menu > Gewenste waarden. Hier kunt u meteen de
gewenste regeluitgang van 0 – 100 % instellen.
3. Reeks van gewenste waarden: Hier kunt u verschillende regeluit-
gangen instellen en via de schakelklokken in het tabblad 'Omscha-
keling' kunt u instellen wanneer de regeluitgang moet worden
gewijzigd. Het vinkje moet hiervoor bij 'Gewenste waarden
automatisch schakelen' zijn geplaatst. Meer informatie over het
omschakelen vindt u in hoofdstuk 9.6 „Gewenste waarden en
reeksen gewenste waarden" op pagina 37.
ü
Het aansturen via de schakelklok is geconfigureerd.

8.6.2.3 Regelparameters

U kunt het gedrag van de afzonderlijke regelkanalen configureren. De
toelichtingen bij de verschillende functies zijn te vinden in Tab. 27
„functies van afzonderlijke regelaars" op pagina 24 en in hoofdstuk 18
„Verklarende woordenlijst" op pagina 56.
Voer de volgende stappen uit:
1. Ga in het hoofdmenu via Systeem > Regelaars naar het tabblad
'Parameters'.
2. Configureer in het tabblad 'Parameters' elk regelkanaal en stel het
volgende in.
3. Regelrichting: configureer de regelrichtingen. Als er op een regeling
in één richting of twee richtingen moet worden overgeschakeld, moet
dit in de configuratiewizard worden ingesteld.
4. Functie: stel de gewenste functie voor de regelaar in. Mogelijk zijn
de P-, PI-, PD- en PID-regelaar.
5. Xp, Tn en Tv: u kunt deze parameters afhankelijk van de ingestelde
regelfunctie configureren.
6. Stoorgrootte en factor stoorgrootte: Als u een stoorgrootte heeft
geactiveerd (zie hoofdstuk 8.6.1.4 „Stoorgrootte" op pagina 26),
kunt u de invloed van deze stoorgrootte op het gewenste regelkanaal
configureren. U kunt de invloed in- of uitschakelen en een factor
tussen 0,1 en 10 instellen.
ü
De configuratie van de regelparameters is afgesloten.
Inbedrijfstelling meetwaterborden
28
8.6.2.4 Digitale uitgangssignalen
U kunt digitale uitgangssignalen via de uitgangen van het alarmrelais, een
printplaat van de optocoupler of een relaisprintplaat gebruiken. Hieronder
wordt beschreven wat u daarbij kunt configureren.
Alarmrelais als alarmuitgang
U kunt het alarmrelais (klemmen 41 – 43) op de hoofdprintplaat als
uitgang voor alarmmeldingen gebruiken.
Voer de volgende stappen uit:
1. Ga in het hoofdmenu via Systeem > Uitgangen naar het tabblad
'Digitaal'.
2. Druk bij 'Digitale uitgang' op de uitgang 'Alarmrelais'.
3. Configureer het alarmrelais door het volgende in te voeren.
4. Gedrag: kies uit 'normally open' (NO, maakcontact) of 'normally
closed' (NC, verbreekcontact).
5. Vergrendelend: 'Aan' = het alarmrelais komt op tot alle alarmen
handmatig zijn bevestigd. 'Uit' = het relais valt automatisch af als
actieve alarmen niet meer aanwezig zijn.
6. Uitgang wordt geactiveerd bij: selecteer bij welke alarmen het
alarmrelais moet optrekken. Zodra een van de geselecteerde
alarmen actief is, trekt het relais op.
7. Alarmvertraging: stel in hoeveel seconden na het activeren van het
alarm het relais op zijn vroegst moet afvallen.
ü
Configuratie van het alarmrelais afgesloten.
Andere alarmuitgangen
U kunt naast het alarmrelais ongebruikte uitgangen van printplaten van
de optocoupler of relaisprintplaten voor andere alarmmeldingen
gebruiken.
Handelingsacties:
ü
U heeft met de configuratiewizard de functie 'Alarmuitgang' aan een
vrije uitgang toegewezen (zie hoofdstuk „Configuratiewizard" op
pagina 25).
Voer de volgende stappen uit:
1. Ga in het hoofdmenu via Systeem > Uitgangen naar het tabblad
'Digitaal'.
2. Druk bij 'Digitale uitgang' op de gewenste uitgang.
4
U krijgt dan de vrije uitgangen te zien die u in de configuratiewizard
als 'Alarmuitgang' heeft geconfigureerd. Voorbeeld: 'Relais 1.2'.
Daarbij staat het eerste cijfer voor het nummer van de uitgangs-
printplaat (1.X) en het tweede cijfer voor het nummer van de uitgang
op de printplaat (X.2).
3. Controleer bij 'Functie' of bij de functie 'Alarmuitgang' staat.
4. Configureer de alarmuitgang door het volgende in te voeren.
5. Gedrag: kies uit 'normally open' (NO, maakcontact) of 'normally
closed' (NC, verbreekcontact).
6. Vergrendelend: 'Aan' = de alarmuitgang is actief tot alle alarmen
handmatig zijn bevestigd. 'Uit' = de uitgang wordt automatisch
gedeactiveerd als de alarmen niet meer actief zijn.
BA-42840-05-V03
Bedieningsvoorschrift
© Lutz-Jesco GmbH 2020

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave