Figuur 19C – DR8H, DS0H, DT2H
3.3.4 Oliespecificatie
Deze motor is in de fabriek gevuld met olie.
Belangrijk: niet bijvullen met olie totdat het
olieniveau
is
gedaald
bijvulmarkering op de peilstok.
Te
gebruiken
oliespecificatie
motormodellen:
API-symbool:
Opmerking: CF-4, CG-4, CH-4 worden CI-4 eveneens geaccepteerd
Figuur 20
3.3.5
Olie-inhoud (inclusief oliefilter)
MOTOR
MODEL
DP6 – alle modellen
DQ6 – alle modellen
DR8 – alle modellen
DS0– alle modellen
DT2 – alle modellen
Figuur 21
3.4 KOELSYSTEEM
3.4.1 Beoogde motorbedrijfstemperatuur
De DP, DQ, DR, DS en DT zijn uitgerust zijn met een
warmtewisselaar of radiateur om de temperatuur van
de koelvloeistof binnen de aanbevolen grenzen te
houden.
tot
ONDER
de
voor
alle
OLIE-INHOUD
QUARTS (LITER)
15 (14)
23 (22)
21 (20)
35 (33)
45 (43)
Page 32 of 54
De motoren DP, DQ, DR, DS, en DT hebben een
beoogde bedrijfstemperatuur van 160 ºF (71 ºC) tot
185 ºF (85 ºC). Deze zijn uitgerust met een
koelvloeistofschakelaar die aangeeft wanneer een
temperatuur van 205 ºF (96 ºC) wordt bereikt.
3.4.2 Koelvloeistof
De volgende informatie dient als richtlijn voor het
kiezen
van
een
geschikte
gebruikers van Clarke motoren.
Het
koelvloeistofmengsel
water/ethyleen glycol/inhibitors in motoren van
Clarke moet voldoen aan de volgende basisvereisten:
zorgen voor toereikende warmteoverdracht;
beschermen tegen cavitatie;
zorgen voor een corrosie-/erosiebestendige
omgeving in het koelsysteem;
de vorming van kalkaanslag of bezinksel in
het koelsysteem voorkomen;
compatibiliteit
motorslangen en afdichtingen.
zorgen
voor
overkookbescherming.
WAARSCHUWING
Een oplossing van water en antivries is vereist voor
pompinstallaties.
Deze
installatie worden voorgemengd. Dit voorkomt dat
de verwarmingselementen door de chemische
reacties van onverdunde antivries verstopt raken,
waardoor de elementen kunnen doorbranden.
Raadpleeg de I en O sectie (zie blz. 5). voor de
systeeminhoud van elk model.
3.4.3 Water
Water kan een corrosieve omgeving in het
koelsysteem vormen en de mineralen in het water
kunnen zorgen voor kalkaanslag op inwendige
koeloppervlakken. Daarom moeten inhibitors worden
toegevoegd om corrosie, cavitatie en aanslag tegen te
gaan.
De opgeloste vaste stoffen die kunnen zorgen voor
aanslag, bezinksel of corrosie, of een combinatie van
deze, bestaan uit chloriden, sulfaten, magnesium en
calcium. Chloriden en/of sulfaten versnellen het
corrosieproces, terwijl de hardheid (het percentage
magnesium en calciumzout, globaal aangeduid als
carbonaten) verantwoordelijk zijn voor aanslag. Water
binnen de limieten die staan aangegeven in figuur 22
koelvloeistof
bestaande
met
het
materiaal
toereikende
antivries-
oplossing
moet
door
uit
van
en
vóór