3.2.5 Uitlaatsysteem
Een te grote tegendruk naar de uitlaat kan het
motorvermogen verminderen en de levensduur
verkorten. Het is daarom belangrijk dat de
uitlaatsystemen de juiste diameter hebben en zo kort
mogelijk zijn, met zo weinig mogelijk bochten. Zie
installatie- en operationele gegevens (zie blz. 5) voor
informatie over het uitlaatsysteem. Zie ook de tabel
hieronder voor maximale uitlaatrestricties.
Basismotor
DP
DQ
DR
DS
DT2H-UFAA20, DT2H-
UFAA58, DT2H-
UFAA50
DT2H-UFAA88
DT2H-UFAA60, DT2H-
UFAA98, DT2H-
UFAA92
De installatie van het uitlaatsysteem moet bestaan uit
het volgende:
Bescherming van personeel tegen hete
oppervlakken.
Correcte ophanging om belasting van de
uitlaatopening van de motor te voorkomen en
om trilling te minimaliseren.
Bescherming tegen binnendringen van water
en ongewenst materiaal.
Inspecteer de uitlaat met draaiende motor (buiten de
pompruimte) op milieurisico's, zoals overmatige
rookvorming. Het onderstaande geldt als richtsnoer
voor algemene bedrijfsomstandigheden van de motor.
1) Blauwe rook – mogelijk motorolieverbruik.
2) Witte rook – mogelijkheid van water in
cilinders of in de brandstof, of een intern
probleem met de motor.
3.3 SMEERSYSTEEM
3.3.1 Controleren van olie in carter
Gebruik de oliepeilstok op de motor om het olieniveau
in het carter te controleren – zie figuur 18A en 18B.
Het olieniveau moet zich altijd tussen de beide
markeringen Min. en Max. bevinden terwijl de motor
is afgezet. Bij DT2H motoren moet de peilstok zeer
Luchtfilterrestrictie
(inches water)
30
30
30
40
35
25
24
Page 30 of 54
langzaam ingestoken worden om een nauwkeurig
niveau op de peilstok te verkrijgen.
Figuur 18A – DT2H, DR8H, DS0H
Figuur 18B - DP6H, DQ6H
3.3.2 Motorolie verversen
1) Laat de motor warmdraaien.
2) Zet de motor af. Verwijder de aftapplug en tap
de olie af uit de carter. Breng de aftapplug aan
en trek deze aan tot 34 Nm (25.1lbf-ft) / 3.5
kgf-m.
3) Vul de motor met olie via de olievulopening
op het kleppendeksel. Controleer of de carter
is bijgevuld tot aan het merkteken "FULL"-op
de peilstok met verse, schone smeerolie met
de aanbevolen viscositeitsklasse. (Zie figuur
19D)
Figuur 19D
4) Neem de motor weer in gebruik door de
modus-schakelaar weer op "automatic" en de