handmatige bedieningshendel in de stand
"AUTO-OFF" te zetten.
5) De
gebruikte
voorschriften afvoeren.
3.3.3 Oliefilter vervangen
1. Zet de motor af.
2. Plaats een bak onder het filter om gemorste
olie op te vangen.
Opmerking: DT2H-UFAA60, 98,92, FMAAX8, X2
(natte uitlaat spruitstuk) motoren zijn voorzien van
parallelle, duplex oliefilters. Elk filter moet worden
vervangen
doordat
overeenkomstige klep uitgeschakeld kan worden. Zie
figuur 14.
FILTER RECHTS
CONTINU BEDRIJF
UITGESCHAKELD
(BEIDE FILTERHELFTEN
Figuur 14 – DT2H-UFAA60,98,92,-
FMAAX8,X2 (natte uitlaatspruitstuk)
Figure 14 - DQ6H
Opmerking: Bij DQ motoren olie aftappen uit het
filter door de aftapplug op de filterkop los te
draaien.
3. Verwijder het filter met een bandsleutel of
soortgelijk gereedschap. Daarna het filter
overeenkomstig de voorschriften verwijderen
(Zie figuur 19A, 19B en 19C).
4. Reinig de filterkop.
olie
overeenkomstig
met
de
duplex-klep
FILTER LINKS
UITGESCHAKELD
INGEZET)
Element
Aftapplug
5. De bovenkant van de filterpakking insmeren
met schone smeerolie.
de
6. Het nieuwe filter aanbrengen en met de hand
vastdraaien. Geen bandsleutel gebruiken.
Draai met een bandsleutel het filter 3/4 – 1
slag verder aan.
7. Controleer of het carter gevuld is met
smeerolie. Zorg bij motoren met een
turbocompressor dat de motor niet start, en de
bedien de starter pas wanneer de oliedruk
bereikt is.
8. Raadpleeg alarm 5 van sectie 3.5.5 voor meer
instructies
crank/start. Zet de motor aan en controleer op
de
lekkage van het filter. Wanneer de motor is
afgekoeld, controleer dan het oliepeil op de
peilstok en doe meer olie in het carter indien
nodig.
9. Neem de motor weer in gebruik door de
schakelaar van de hoofdpompregelaar weer op
"automatic" te zetten en de handmatige
bedieningshendel in de stand "AUTO-OFF" te
zetten.
Page 31 of 54
voor
het
uitschakelen
Figuur 19A – model DP6H
Figuur 19B – model DQ6H
van