5.2.4 Aanvullende beveiliging
Als de pomp is aangesloten op een elektrische installatie waar
een aardlekschakelaar (ELCB) als aanvullende beveiliging wordt
gebruikt, dient de schakelaar gemarkeerd te zijn met de volgende
symbolen:
Deze stroomonderbreker is type B.
Er moet rekening gehouden worden met de totale lekstroom van
alle elektrische apparatuur in de installatie.
De lekstroom van de motor bij normaal bedrijf is te vinden in
hoofdstuk 21.3 Lekstroom.
Bij een ongelijke fasespanning en tijdens het opstarten kan de
lekstroom hoger zijn dan normaal, waardoor de aardlekschake-
laar kan worden aangesproken.
5.2.5 Motorbeveiliging
De pomp heeft geen externe motorbeveiliging nodig. De motor
heeft ingebouwde thermische bescherming om overbelasting en
blokkering tegen te gaan (IEC 34-11, TP 211).
5.2.6 Overspanningsbeveiliging
De pomp is beveiligd tegen netspanningspieken d.m.v. inge-
bouwde varistoren tussen de fasen en tussen fasen en aarde.
5.2.7 Voedingsspanning en netvoeding
3 x 380-480 V, - 10 %/+ 10 %, 50/60 Hz, PE.
De voedingsspanning en -frequentie staan vermeld op het type-
plaatje van de pomp. Wees er zeker van dat de pomp geschikt is
voor de aanwezige voedingsspanning ter plaatse van de installa-
tie.
De aansluitdraden in de klemmenkast moeten zo kort mogelijk
zijn. Uitzondering hierop is de aarddraad, die zo lang dient te zijn
dat deze als laatste de verbinding verbreekt als de kabel door
onachtzaamheid uit de kabeldoorvoerwartel wordt getrokken.
Afb. 6 Netaansluiting
ELCB
L1
L1
L2
L2
L3
L3
Wartels
Wartels zijn in overeenstemming met EN 50626.
2 x M16 wartel, kabeldiameter ∅4-∅10
•
1 x M20 wartel, kabeldiameter ∅9-∅17
•
•
2 x M16 doorslag kabeldoorvoeren.
Waarschuwing
Als de voedingskabel beschadigd is, dient deze
door gekwalificeerd personeel vervangen te wor-
den.
Netwerktypen
Drie-fase E-pompen kunnen op alle netwerktypen worden aange-
sloten.
Waarschuwing
Sluit nooit driefase E-pompen aan op een netvoe-
ding met een spanning tussen fase en aarde van
meer dan 440 V.
5.2.8 In- en uitschakelen van de pomp
Het aantal in- en uitschakelingen via de netvoe-
Voorzichtig
ding mag niet meer zijn dan 4 keer per uur.
Wanneer de pomp via de netvoeding wordt ingeschakeld, zal
deze na ca. 5 seconden starten.
Als een hoger aantal in- en uitschakelingen gewenst is, dient
hiervoor de externe aan/uit-ingang te worden gebruikt.
Wanneer de pomp via een externe aan/uit-schakelaar wordt inge-
schakeld, zal deze meteen starten.
Automatische herstart
Als een pomp die is ingesteld op automatisch
herstarten door een storing wordt uitgeschakeld,
N.B.
zal deze automatisch herstarten wanneer de sto-
ring opgelost is.
Automatische herstart werkt echter alleen bij storingen die
daarop zijn ingesteld. Dit zullen voornamelijk één van de vol-
gende typen storingen zijn:
•
tijdelijke overbelasting
•
storing in de voeding.
5.2.9 Aansluitingen
Verbind klemmen 2 en 3 d.m.v. een korte draad
N.B.
als er geen externe aan/uit-schakelaar is aange-
sloten.
Als voorzorgsmaatregel dienen de aders van de volgende groe-
pen aansluitingen over hun gehele lengte d.m.v. dubbele isolatie
van elkaar te worden gescheiden:
Groep 1: Ingangen
•
start/stop
•
digitale ingang
•
ingang voor gewenste waarde
•
ingang voor opnemer
•
GENIbus
Alle ingangen (groep 1) zijn intern gescheiden van de delen die
de netspanning geleiden d.m.v. dubbele isolatie en elektrisch
gescheiden van overige circuits.
Alle regelklemmen worden gevoed door een veilige lage span-
nning (PELV), waardoor er bescherming tegen elektrische schok-
ken is.
Groep 2: Uitgang (relaissignaal, klemmen NC, C, NO).
De uitgang (groep 2) is elektrisch gescheiden van de overige cir-
cuits. De voeding of de veilige lage spanning kan daardoor zoals
gewenst op de uitgang worden aangesloten.
klemmen 2 en 3
klemmen 1 en 9
klemmen 4, 5, en 6
klemmen 7 en 8
klemmen B, Y en A
429