Storing en Alarm omvat activiteiten die resulteren
in Storingsmelding.
Waarschuwing omvat activiteiten die resulteren
in Waarschuwing.
N.B.
Opnieuw smeren omvat alleen die ene afzonder-
lijke activiteit.
Zie paragraaf 9.1.3 Storingsmeldingen voor
onderscheid tussen alarm en waarschuwing.
Voor meer informatie, zie paragraaf 16. Signaallampjes en sig-
naalrelais.
9.3.5 Druktoetsen op de pomp
De toetsen
en
op het bedieningspaneel kunnen worden
ingesteld op deze waarden:
•
Actief
•
Niet actief.
Indien ingesteld op Niet actief (vergrendeld) werken de toetsen
niet. Stel de toetsen in op Niet actief als de pomp moet worden
geregeld via een extern besturingssysteem.
9.3.6 Pompnummer
Een nummer tussen 1 en 64 kan aan de pomp worden toege-
kend. Bij buscommunicatie moet aan elke pomp een nummer
worden toegekend.
9.3.7 Digitale ingang
De digitale ingang van de pomp (klem 1, afb. 4, 7 of 12) kan wor-
den ingesteld op verschillende functies.
Kies één van de volgende functies:
•
Min. (min. curve)
•
Max. (max. curve)
•
Ext. storing (externe storing)
•
Vol.schakelaar (Volumestroomschakelaar)
•
Drooglopen (van externe opnemer) (alleen driefase pompen).
De gekozen functie wordt geactiveerd door het contact te sluiten
tussen klemmen 1 en 9, 1 en 10 of 1 en 11. Zie afb. 4, 7 en 12.
Zie ook paragraaf 12.2 Digitale ingang.
Min.:
Wanneer de ingang is geactiveerd zal de pomp werken volgens
de min. curve.
Max.:
Wanneer de ingang is geactiveerd zal de pomp werken volgens
de max. curve.
Externe storing:
Wanneer de ingang is geactiveerd wordt een timer gestart. Als de
ingang meer dan 5 seconden wordt geactiveerd, zal de pomp
worden uitgeschakeld en zal een storingsmelding worden gege-
ven. Als de ingang meer dan 5 seconden wordt gedeactiveerd zal
de storingsvoorwaarde stoppen, en kan de pomp kan alleen
handmatig worden herstart door de storingsmelding te resetten.
Volumestroomschakelaar:
Als deze functie wordt gekozen, dan wordt de pomp uitgescha-
keld wanneer een aangesloten volumestroomschakelaar een
lage volumestroom detecteert.
Het is alleen mogelijk om deze functie te gebruiken als de pomp
met een drukopnemer is verbonden.
Als de ingang meer dan 5 seconden wordt geactiveerd, dan
neemt de ingebouwde stopfunctie van de pomp het over. Zie
paragraaf 9.3.8 Stopfunctie.
Drooglopen (alleen driefase pompen):
Wanneer deze functie wordt gekozen, dan kan te lage zuigdruk of
watertekort worden gedetecteerd. Hiervoor is een toebehoren
nodig zoals:
®
•
een Grundfos Liqtec
droogloopopnemer
•
een drukschakelaar die aan de zuigzijde van een pomp is
geïnstalleerd
•
een vlotterschakelaar die aan de zuigzijde van een pomp is
geïnstalleerd.
Wanneer te lage inlaatdruk of watertekort (Drooglopen) wordt
gedetecteerd, zal de pomp worden uitgeschakeld. De pomp kan
niet herstarten zolang de ingang geactiveerd is.
9.3.8 Stopfunctie
De stopfunctie kan worden ingesteld op deze waarden:
•
Actief
•
Niet actief.
Wanneer de stopfunctie actief is zal de pomp worden uitgescha-
keld bij zeer lage volumestromen. De oorzaken zijn de volgende:
•
vermijd onnodige verwarming van de verpompte vloeistof
•
verminder slijtage van de asafdichtingen
•
verminder bedrijfsgeluid.
H
Uitschakeldruk
ΔH
Inschakeldruk
Afb. 27 Verschil tussen inschakel- en uitschakeldrukken (ΔH)
ΔH is fabrieksmatig ingesteld op 10 % van actuele gewenste
waarde.
ΔH kan worden ingesteld op een waarde tussen 5 % en 30 % van
de actuele gewenste waarde.
Lage volumestroom kan op twee verschillende manieren worden
gedetecteerd:
1. een ingebouwde "detectiefunctie lage volumestroom" die
werkt als de digitale ingang niet is ingesteld op
volumestroomschakelaar
2. een volumestroomschakelaar verbonden met de digitale
ingang.
Q
441